Familie Swillens in zaken
Snoep- en tabakswinkel
Harie, de kapper, had er wegens gebrek aan klanten de brui aan gegeven. De ‘gooi kamer’ werd weer ingericht en het normale leven hervond zijn gangetje. Totdat.
Op een gegeven middag kom ik thuis uit school, en zie ik een boel mensen voor ons huis staan. Het huis had wederom een transformatie ondergaan. Er hing een reclameplaat aan de gevel en achter het venster van de ‘gooi kamer’ was een winkeletalage opgebouwd.
Ook nu waren we niet bij de besluitvorming betrokken geweest en dus volkomen verrast. Mijn ouders, lees moeder, waren begonnen met een snoep- en tabakswinkel. Zonder vergunning en ervaring natuurlijk. De vergunning was nog niet noodzakelijk, de ervaring echter wel. Maar die hoopte mijn moeder in de loop der tijd op te bouwen.
BZK
De reclameplaat vermeldde met grote letters BZK. Ik weet niet meer waarvoor reclame werd gemaakt, misschien wel voor tabak. Ik hoorde dat een omstander zei: “Dat beteikent BeZeikde Kraom”. Klonk niet hoopgevend, wat betreft de te verwachten klandizie. Nu had ik wel om mij heen kunnen slaan, maar ik had zelf nog niet gezien, of het soms waar was.
Winkelinventaris
Binnengekomen zag ik een keurige, wat ouderwetse, winkelinventaris. Op de kop getikt bij een winkelier, die zijn winkelinventaris gemoderniseerd had. Er waren rekken met vakken, een toonbank en een etalage. Alles paste precies in de ‘gooi kamer’. De rekken waren geel met groene randen, echte snoepkleuren.
Ons dagelijks leven zou weer een nieuwe wending nemen.
Winkelgoederen
De toonbank stond vol met snoep, de rekken vol pakjes sigaretten en tabak. Op de toonbank stond ook een grote doos met sigaren. Die doos zou nog een grote rol gaan spelen bij de zakelijke activiteiten van mijn vader.
De winkel werd voornamelijk bestierd door mijn moeder. Zij deed ook de inkopen en zorgde voor het beheer van de liquiditeiten. Zij had een vrij eenvoudig systeem: Zorg dat je op tijd het geld binnenkrijgt, dat je al uitgegeven hebt. Een soort omgekeerde cashflow dus. Het hield wel stand.
Beste klant
Mijn vader, als hij thuis was en tijd had, sprong wel eens in bij de verkoop. Als een kind met 1 cent een snoepje kwam kopen, dan wachtte hij geduldig tot het kind na tien minuten een keuze had gemaakt en de winkel verliet.
Vervolgens dook mijn vader in de reeds genoemde sigarendoos en bediende zich van een sigaar van 2 cent. Wat tabaksartikelen betreft, was hij de beste klant. “Zo” zei hij dan” dat is weer verdiend”. Ook hier weer het omgekeerde patroon: Winst omzetten in kosten.
Concurrentiepositie
Ik was met acht jaar te jong voor inschakeling bij de verkoop. Wel werd ik ingeschakeld in het marketing beleid. Ik moest een analyse maken van de concurrentie-positie. Naast snoep en tabak verkochten we knikkers, gebakken van aarde met een rood glazuurlaagje. De knikkers waren met de hand gevormd, dus niet altijd mooi rond en niet altijd even dik. Maar je kreeg een heleboel voor 1 cent.
Nu was in Obbeeg (Obbicht), in een ander deel van het dorp, eenzelfde winkel als die van mijn ouders. Zij verkochten ook aarden knikkers. Om de concurrentiepositie te bekijken, moest ik daar gaan spioneren om te beoordelen hoeveel knikkers ze voor 1 cent verkochten. Ik kweet mij van die taak en kon rapporteren, dat zij achttien knikkers voor 1 cent verkochten.
Nu was mijn vader misschien niet zakelijk, maar hij was wel resoluut. Hij nam een stuk witte karton en een potlood en schreef hierop met ferme, wat onbeholpen, letters: 19 knikers voor 1 cent. Het karton zette hij in de etalage. Dat cent goed was geschreven, was blijkbaar een meevaller.
Ik vond knikers wel een raar woord, maar wie was ik om mijn vader te corrigeren.
Moraal van het verhaal: Wie niet waagt, heeft niet gedurfd.
Pierre Swillens