Tag Archives: pension

Dialect (10)

3 jul

Onze Lieve Heer heeft veel kostgangers

Pension

Wij woonden dus in Obbeeg (Obbicht) in een riant huis. Te groot volgens mijn ouders. Misschien was er wel een slaapkamer over.  Mijn ouders vonden dat ze die konden benutten voor extra inkomsten, dus kwam er een kostganger in huis.

Julianakanaal

Dat ging vrij gemakkelijk. In de vroege dertiger jaren van de vorige eeuw werd in Zuid-Limburg het Julianakanaal gegraven. Zo ergens tussen Maastricht en Wessem. Dit kanaal was nodig, omdat de Maas in Zuid-Limburg slecht bevaarbaar was.
Aanleg van dat kanaal was in de dertiger crisisjaren een welkome aanvulling van de werkgelegenheid. Van alle kanten werden dus grondwerkers gezocht. En die moesten dan in de buurt een kosthuis, nu zegt men pension, vinden.

Kostheer 1

Zo verscheen er op zekere dag kostheer 1 in ons huis, mij met naam en toenaam onbekend. Het was wel een Midden-Limburger. Hij had het wel eens over iemand, waar een steekje aan los zat en die noemde hij dan:”Dae is dun bie”.
Nu had ik als kleine jongen een scherp opmerkingsvermogen. Ik vond dat hij er ook niet ver naast zat. Veel praatjes had hij niet. Hij deed zijn mond alleen open, als hij moest eten. Hij verdween dan ook net zo  geruisloos, als hij gekomen was.

Kostheer 2

Hij werd opgevolgd door kostheer 2. Iemand met meer verbaal vermogen. Het was een Duitser, mij eveneens met naam en toenaam onbekend. Maar hij had wel een ´grosse Schnautze´.  Dat bracht hem wel eens in moeilijkheden met de autochtone bevolking, maar daar is mij te weinig over  bekend.

Het enige wat ik mij van de Duitser herinner is, dat het een echte durfal was. De dakgoot aan de voorzijde ons huis was verstopt. Mijn vader had bij een omwonende fruitteler een lange houten plukladder gecharterd. Maar hij durfde er niet op, de Duitser wel. Deze rommelde wat in de dakgoot, misschien liep hij er wel in, dat weet ik niet meer. Ik weet wel, hoe hij naar beneden kwam. In ieder geval niet over de laddersporten. Hij sloeg boven zijn benen om de buitenzijden van de ladder en gleed zo in volle vaart naar beneden. De toeschouwers hielden hun hart vast, behalve degenen, die hem een noodlanding gunden.
De ladder werd aan de onderkant iets breder, dat hielp hem bij het afremmen. Achteraf concluderend moet ik aannemen dat hij een flinke werkbroek droeg, voldoende eelt had hij al aan zijn handen, en onderweg geen houtsplinters was tegengekomen.
Ook deze kostheer verdween van het tapijt, zij het met wat meer kabaal. In feite was hij ook niet veraf van ´dun bie´. Nu zouden we dat ´maf´ noemen.

Daarna kan ik mij geen kostheer meer herinneren.

Buurman

De buurman naast ons was ook een Duitser en tevens groenteboer. Hij is mij wel met naam en toenaam bekend, maar dat doet nu niet ter zake.  Hij had een groentewinkel en bracht groenten uit met een kar. Voor het trekken gebruikte hij wellicht een paard, want zelf zal hij de kar wel niet getrokken hebben.

Wat mij wel bij bleef, hij had ook een hond. Ik denk een Duitse herder, een echte waakhond. De buurman had de hond zo afgericht, dat hij naar alles hapte wat in zijn buurt kwam. De achtererven van beide woningen liepen in elkaar over. De woningen waren van dezelfde huisbaas. Het erf van de buurman meed ik, gezien de hond.
Nu stond de buurman op ons erf met mijn moeder te praten. Ik stond er ook bij, evenals de hond. Zonder enige aanleiding mengde de hond zich in de discussie en beet mij in mijn elleboog. Zijn tandafdrukken bleven achter, net als het happen bij een tandarts.
De buurman was zo behulpzaam om een tube zalf te voorschijn te halen. Waarschijnlijk had hij al eerder een dergelijke ervaring met de hond. De hond werd niet afgemaakt en ik moest maar mijn pijn verbijten. Mijn moeder maakte er niet veel woorden aan vuil. Zij zal wel gedacht hebben: `Its all in the game`,  althans iets dergelijks in dialect.

Andere hond 

Het was niet de enige hond, die mij te grazen nam. Ik kan mij herinneren, dat er weer eens iets bij het avondeten ontbrak, misschien wel beleg of boter. Ik weet het niet meer. Het was wel avond en al donker. Ik werd voor de boodschap erop uitgestuurd naar een winkel in de buurt. Ik meen een bakker, annex kruidenier. De winkel was in ieder geval 24 uur geopend.

Naast de winkel lag een huis, naar achteren, met een erf ervoor. Het erf werd afgesloten met een halfhoog hek en bovendien dag en nacht bewaakt door een hond. Een postbode kwam er niet in, of hij moest hard schreeuwen, dat hij post had. De hond leek op die van onze buurman, dus ik was gewaarschuwd.
Als we overdag langs het huis liepen, dan blafte de hond wel vervaarlijk, maar hij bleef tenminste achter het hek. Maar niet op die avond. De hond bleek tot meer in staat.

Toen ik de kruidenierswinkel bijna bereikt had, en eerlijk gezegd niet aan de hond dacht, toen zweefde de hond uit het niets en geluidloos over het hek, beet mij in mijn bil en verdween op dezelfde wijze terug naar het erf. Het was net concours hippique, maar dan zonder paard, maar met hond. Ik heb nog bewondering, hoe die hond het hek nam, hij raakte het nauwelijks. Ik bleef wel met het raadsel zitten, waarom die hond overdag op het erf bleef en ’s avonds een andere route nam.
Nu droeg ik in die tijd een kort broekje en daar had ik niet veel aan. Ik had nu bijtafdrukken in mijn bil staan, dat was het enige verschil met de vorige hond.

Ik heb de boodschap boodschap gelaten en ben huilend naar huis gelopen. Deze keer was er geen zalf. Het enige voordeel, dat het mij opleverde was, dat ik er ’s avonds niet meer uit hoefde voor een boodschap. Ook hier werd de hond of de eigenaar niet ter verantwoording geroepen. Mogelijk dat de hond later meer slachtoffers heeft gemaakt, nu hij in de gaten had, dat de hindernis van het hek met gemak was te nemen.

Moraal: Als je ergens een herder ziet, en hij heeft vier poten, ben dan op je hoede.

Pierre Swillens