Tag Archives: Mestreechs

Etymologie van woorden in het Maastrichts dialect

28 dec

Gebruik van leenwoorden

Vindingrijkheid of dagelijks afwijkend gebruik

Inleiding

In het ‘Mestreechs’ (Maastrichts dialect) komen veel woorden voor, die duidelijk een oorsprong hebben in de taal van een ander land. Leenwoorden dus. Een verschijnsel,, dat ook in het Algemeen Beschaafd Nederlands voorkomt, denk aan anglicisme en germanisme. Zo zijn er in het ‘Mestreechs’ veel woorden te vinden, die een Franse oorsprong hebbend.  Dat is niet zo gek, want in de negentiende eeuw werd in Maastricht in gegoede kringen Frans gesproken. Dat was trouwens niet alleen in Maastricht het geval, maar ook in Roermond en Sittard kwam dit voor. In de kringen waar geen Frans werd gesproken, nam men de Franse woorden over. Zo ook in de volkswijken, maar daar werden ze verbasterd. Mère (moeder) werd ‘meer’ en ‘père’ werd ‘peer’.

In deze blog wil ik een aantal van die uit het Frans afgeleide woorden weergeven. Hierbij beperk ik mij tot woorden, die in het ‘Mestreechs’ zijn verbasterd. Franse woorden, die ongewijzigd zijn gebleven, zijn duidelijk herkenbaar en behoeven geen toelichting. Bovendien beperk ik mij tot woorden, die in de woordenlijst van de website ‘Mestreechter Taol’ voorkomen. De website ‘Mestreechter Taol’ maakt zich verdienstelijk om van de Maastrichtse woorden de didactische en  grammaticale  kenmerken weer te geven. De redactieraad bepaalt welke woorden worden opgenomen en voegt nieuwe woorden toe.
Dat zij hierbij regels toepassen is logisch, al zijn die niet altijd even duidelijk.’Spekeleeriezer’ (bril), wat ik wel een leuk woord vind, komt er niet in voor, maar wel ‘memmestieper’ (bh). ‘Pieletuutsje’ (condoom) haalt het niet, dat is begrijpelijk. Maar ook ‘krapuul’ (volk van minder allooi) staat er niet in en dat is toch afgeleid van het Franse woord ‘crapul/e’. Opvallend is ook dat woorden als ‘kwieziejonaer’ of ‘kwizzionjèr’ ontbreken, daar deze duidelijk te herleiden zijn tot het Franse ‘cuisinière’ (fornuis).

Tevens vermeld ik woorden uit andere taalgebieden, of ontleend aan het (oud)Nederlands.  Let wel! Mijn lijstje met  woorden in deze blogs is niet uitputtend, maar bevatten slechts woorden, die ik bij mijn zoektocht ben tegengekomen.

Leenwoorden uit het Frans

kezjem (veertiendaags loon), Fr. quizaine;

kengkee (olielamp), Fr. quinquet;

sjevraoje (rilling van de kou), Fr. chaud-froid;

kemissie (boodschap), Fr. commission;

kalbas (handtas), Fr. calebasse;

petik (klein huisje of winkeltje), Fr. boutique;

 kaffee (café), Fr. café;

kerreljong (carillon ), Fr. carillon;

koljee (collier), Fr. collier;

sjiek (1. elegant, 2. goed, gepast, 3. leuk), Fr. chic;

gezèt (krant), Fr. gazètte;

kervat (stropdas), Fr. cravate;

chariteit (liefdadigheid), Fr. charité;

boezjere (reageren), Fr. bouger

drappo (drapeau), Fr. drapeau

 

Leenwoorden uit het Duits

jatse (haastig lopen, op pad zijn, op stap zijn), Rijnlands jatzen;

zedeleer (armstoel), Du. Sedel;

fisternölle (knutselen), Akens fisternölle;

aomzeik (mier), Akens omeseeck;

sjotelsplak (vaatdoek), Akens sjottlsplack;

kuusj (varken), Du. küsch.

 

Leenwoorden uit het Engels

clojn (clown), Eng. clown, Ned. (1847) clown.

 

Leenwoorden uit (oud)Nederlands 

sjeze (hard lopen of rijden), Ned. (1923) sjeezen;

rijstartel (veter), oudNed. (1300) rien+staert;

astrant (brutaal), Ned. (1669) assurant, Fr. assurant;

bäörs (beurs), oudNed. (1240) burse;

kemedie (toneelspel, schouwburg), Ned. (1549) komedie;

sjokkolaat (chocolade), Ned. (1644) cholate, Sp chocolata;

teleur (eetbord), Sermoen (1729) talleur, Du. Teller;

piering (regenworm), Ned. (1410) pier.

Epiloog

In Maastricht werd vroeger wel eens gezegd: “Höbste al de calorifèr ope gedrejd?”, hetgeen betekende ‘heb je al de centrale verwarming aangezet’. Het woord ‘calorifèr’ zul je in Maastricht waarschijnlijk niet meer horen. Zo gaan veel Franse woorden verloren. Ik denk dat ook niemand meer zegt, dat hij iets in zijn ‘calepin’ (notitieboekje) moet schrijven. In de volksmond werd hier trouwens ‘kallepin’ van gemaakt. Franse leenwoorden verdwijnen dus.

Daar staat tegenover, dat de Maastrichtenaar steeds nieuwe woorden bedenkt. Zo promoveerde Facebook tot ‘Snoetsebook’ en ‘Bakkesbook’. Woorden die de woordenlijst van de ‘Mestreechter Taol’ wel niet zullen halen.

Ook op het gebied van gezegdes is de Maastrichtenaar vindingrijk. Van iemand, die voor alles een oplossing heeft, wordt gezegd: “Dae gebruuk ‘ne piering es rijstartel” (die gebruikt een regenworm als veter). Je moet er maar opkomen.
Dergelijke gezegdes verdienen overigens geen schoonheidsprijs, maar er komen twee woorden in voor, die in mijn lijstje staan.

Laat ik als een echte Sjeng eindigen met ‘Nao Väöre’.

Maastricht, 28 december 2016

Pierre Swillens

Naschrift 1
Nadat ik de woorden ‘Nao Väöre’ had geschreven, heb ik op internet naar deze woorden ‘gegoogeld’, meer om te kijken of ik ze goed geschreven had. Wat schetst mijn verbazing, dat Trajekt Maastricht deze woorden als slogan gebruikt voor haar maatschappelijke projecten en wel met volle kracht Nao Väöre.
Overigens zijn volgens mij de woorden voor het eerst gebruikt als aanmoediging bij de voetbalwedstrijden van MVV. Daar waren de spelers de weg wel eens kwijt.

Naschrift 2
Toen ik na het schrijven van dit blog bladerde in het boek ‘Mestreechs – ’t Verhaol vaan eus Taol’, in 2009 geschreven door Flor Aarts, kwam ik op de pagina 99 onderstaand ‘Leesplenkske vaan de Mestreechter Taol’ tegen. Dit leesplenkse dateert van 1983 en heeft dus niets met de website ‘Mestreechter Taol’ te maken. Wel staan de woorden, met een enkele uitzondering, in hun woordenlijst.
Ik wil nog in het leesplenkske wijzen op het woord ‘kräölke’ (koorzangertje in de kerk), dat afgeleid is van het Franse ‘choral‘.

knipsel-leesplankje-irf-cs2

 

 

 

 

 

 

Mestreechs dialek-1

21 jun

Mestreechs, eus moojertaol

‘ne maan is ‘ne Sjeng, ’n vrouw is ’n Merie

Onlangs kreeg ik van Patrick een boek cadeau, getiteld Mestreechs, ’t Verhaol vaan eus Taol en geschreven door Flor Aarts. Ik ben er zeer verblijd mee, want het is een zeer prettig leesbaar boek en nog wel geschreven in het Maastrichts.  Het bevat veel informatie over de geschiedenis van het Maastrichts, alsmede over de grammatica, spraakklanken, vocabulaire en de spelling.

Een boek dat de belangstelling voor het Maastrichts oproept en aanzet tot een verdere verdieping. Wij wonen al meer dan 50 jaar in Maastricht, maar toch blijven wij ‘boere vaan boete’. Nu nog horen ze aan de klank van mijn stem (o.a. de rollende r) uit welke streek ik afkomstig ben. Ik heb dan ook steeds de neiging om woorden in het Maastrichts met mijn dialect uit de streek Grevenbicht/Obbicht te vergelijken. Tegen een ‘rijstartel’ (veter) zeg ik gewoon ‘nistel’ en en een ‘zwegel’ (lucifer) is een ‘zwaegel’.
Ik heb reeds eerder in een blog over ‘Noonk Sjaak’ aangegeven, dat er een wezenlijk verschil is in de klankkleur van de gesproken dialecten in de dorpen Grevenbicht en Obbicht, terwijl de afstand tussen de beide dorpen hemelsbreed nog geen 1,5 km. bedraagt. Bij de bestudering van het Mestreechs moet ik de dialecten van deze dorpen maar vergeten.

Het boek heeft me aangezet tot een verdieping van het inzicht in het Mestreechs aan de hand van de spelling, zoals deze in 1999 is ingevoerd.
Hieronder een eerste proeve van bekwaamheid. Natuurlijk zullen er fouten in voorkomen. Degene, die deze opmerkt mag mij daar gerust op attenderen.

Opveuje

Lewieke leep mèt zien awwers, Sjeng en Merie, door de stad. Loupentere koume ze aon op de Sint Servaosbrögk. Lewieke kraog ’t evels kaajd. Dao stoont ‘ne sterke wind euver de brögk. Meh Lewieke gaof neet op. Heer vroog aon ziene Pa: “Pa, wie hèt dees brögk”. Sjeng verdutste häöm: “Dit is de Sint Servaosbrögk, jong. De ajdste brögk vaan Mestreech”.
Daan wees Lewieke op ein aander brögk. “Pa wie hèt daan die brögk”. “Jong, dat is de nui brögk” zag Sjeng. Lewieke waor evels neet content. “Pa, wie hèt daan die nui brögk”.
Sjeng waor eve gans verpopzak. Heer stoont mét de moond vol tan, allewel valse, meh toch. Wie hètde die nui brögk ouch weer.
Merie zaog häöm haspele en kraog compassie mèt ‘m. Zie zag tege Lewieke: “Jong, doe mós diene Pa neet zoeväöl vraoge, dao weurt heer koed vaan”, boe-op Sjeng boezjeerde mèt: “Laot dee jong Merie, dao liert ‘r vaan”.
Pierre Swillens