Tag Archives: limburgs dialect

Kal Plat

12 nov

Bevorderen van het spreken van Limburgs dialect

Waar gaat het vaak over

Inleiding

Het is opvallend dat de laatste tijd steeds meer wordt aangedrongen op het spreken in het Limburgs dialect. Alsof men bang is, dat dit in de loop van de tijd verloren gaat. Vandaar de aansporing ‘Kal Plat’ (praat dialect). En dat geldt niet alleen voor de Limburgers onderling, maar ook de lagere overheden en de provincie moedigen dit aan. Al zal hier het gebruik van het  Limburgs dialect op informele wijze plaatsvinden, dus voornamelijk mondeling. De officiële taal blijft uiteraard het Nederlands.

Men heeft de neiging om ‘vals plat’ in plaats van ‘Kal Plat’ te schrijven. Vals plat wordt door de Belgen gebruikt om in de wielrennerij een langzaam oplopende weg aan te duiden. Trouwens de Belg spreekt ook over ‘plat water’, waarmee bronwater zonder prik wordt bedoeld, Spa-blauw dus. De Limburger gebruikt het woord ‘plat’ voor zijn dialect. Maar niet alleen de Limburger, in Aken wordt ‘Öcher Plat’ gesproken en in Maasmechelen (België) spreekt men ‘Plat Mechels’.
Niet in Maastricht, daar spreekt men de ‘Mestreechter Taol”. ‘Plat Mestreechs’ is daar weer wat anders, zoals we verderop zullen zien.

Kal Plat

Facebook
Zelfs de sociale media worden gebruikt om het hanteren van het Limburgs dialect te bevorderen. Zo is er de Page ‘Kal Plat, waar eenieder berichten, tekeningen, foto’s en filmpjes over het Limburgs dialect kwijt kan. Er wordt veelvuldig gebruik van gemaakt.

Een andere Page heeft een lange naam en noemt zich ‘Ich kal plat en steit dig dat nit aan duij ich dich een oug oet’. Dat is wel een hele agressieve manier om het Limburgs dialect te promoten. Ook zonder de aanmoediging ‘Kal Plat’ praten mijn vrouw en ik, alsmede de kinderen Limburgs dialect met elkaar. En als iemand dat niet kan, of om de een of andere reden niet wil, dan respecteren we dat.
Bovendien staan wat foutjes in de naam, zoals het  gebruik van dig en dich en ‘een oug’ moet in het Limburgs ‘ein oug’ zijn.

Campagne
Onlangs is de gemeente Eijsden – Margraten gestart met een campagne ‘Kal Plat’, onder auspiciën van de Veldeke Stichting en met steun van de Provincie Limburg.

Waar gaat het vaak over?

Lichaamsdelen
Onlangs las ik in het Historisch Jaarboek voor het Land van Zwentibold, jaargang 1983, een artikel van prof. dr. A. Chorus, getiteld: TYPEN VAN LEVENSSTIJL BINNEN EEN LIMBURGSE FAMILIE ROND 1900. Prof. Chorus was tot 1979 gewoon hoogleraar psychologie aan de Leidense universiteit. In dat jaar ging hij met emeritaat. Hij was in 1909 geboren in Munstergeleen (Limburg). Na zijn emeritaat schreef hij artikelen over mensen uit Munstergeleen of over Limburgers in het algemeen.
Het betreffende artikel gaat over een Munstergeleense familie, namelijk de nazaten van Netje Kallen, geboren in 1844 in Munstergeleen. Hij begint zijn artikel met een spotversje over Netje Kallen en dat gaat als volgt:

Netje Kallen
waor gevallen
in e getske
op heur betske.

‘Getske’ is het verkleinwoord van ‘gats’ (smal pad) en ‘betske’ is het verkleinwoord van ‘bats’ (bil). Netje was dus gevallen op een van de paadjes van haar woonhuis naar het dorp. Het  versje werd ook nog gebruikt na haar dood, zodat de herinnering aan Netje Kallen bleef.
Prof. Chorus zal dit versje ergens van hebben overgenomen. Er staan een paar foutjes in. De uitgangs-n wordt in het Limburgs niet uitgesproken, dus het moet zijn ‘Kalle’ en ‘gevalle’. Nu is ‘kalle’ in het Limburgs ook praten, vandaar de uitdrukking ‘Kal Plat’.

In een eerdere weblog sprak ik over het Boorse dialek (dialect van het dorp Boorsem in Belgisch Limburg). Ik besprak daar een samenvatting van broer en zus Mathieu en Godelieve Opdenacker, die korte verhalen, spreuken en gezegdes in het Boorse dialek hadden verzameld.

Bij de gezegdes kwam de aanduiding ‘get op de plank höbbe’ voor. Hiermede worden de lichaamsdelen van een rondborstige dame bedoeld. Een gezegde, dat in de  contreien Obbeg (Obbicht) en Beeg (Grevenbicht) ook voorkwam.

Fecaliën

‘kakke’

Beginnen we met het woord ‘kakke’ (poepen). In mijn huidige woonplaats Maastricht wordt het woord ‘kakke’ wel gebruikt in spreekwoorden en gezegdes. Een zoektocht op de website ‘Mestreechter Taol’ levert een aantal resultaten op, waaronder:
“Dee gelök heet, hoof mer in z’n hand te kakke, daan heet ‘r ‘n’ vlaoj” (een geluksvogel dus).

‘sjiete’

Nemen we het woord ‘sjiete’ (schijten), minder net dan ‘kakke’, dat komen we vaak in het Limburgs dialek tegen.  In het verhaal van Mathieu en Godelieve Opdenacker vond ik het gezegde: “Strònt, wëe hèèt dich gesjete?” (van wie is die stront?). Een uitdrukking, die ook in de contreien van Obbeeg en Beeg voorkwam.
Het verhaal is rijkelijk geïllustreerd met tekeningen, zo ook van voorgaand gezegde. Ik wil jullie die niet onthouden.

knipsel-kal-plat-2In de woordenlijst van het Gelaens (Geleens) dialek, te vinden op de website van de Limburgse dialecten, komen 115 gezegdes voor. De eerste luidt:
– Aan de diarree zijn wordt in het Gelaens ‘Aan de sjiet zin’. Heel toepasselijk dus.

Ook op de website Mestreechter Taol komen bij het zoekwoord ‘sjiete’ 22 resultaten voor, waaronder:
– Alles is meuglek, mer neet ‘ne naakse in z’n brook sjiete (niet alles is mogelijk). Hierop bestaat een variant ‘ne naakse in z’n tes pisse (een naakte in zijn broekzak plassen).

‘pisse’

Hierbij zijn wij bij het woord ‘pisse’ (plassen). In de Kirchröadsjer Dieksiejoneer (Kerkraadse Dictionaire) vond ik het versje:

Andris, pis in de kis
Pis derneëver, krieste e sjtuk leëver.

De betekenis hiervan heb ik niet kunnen achterhalen. Als iemand dat weet, houd ik mij aanbevolen.

Ook op de website Mestreechter Taol komen bij zoeken naar ‘pisse’ resultaten voor. Een heb ik er voorgaand reeds genoemd. Een andere was:
– Alle bate helpe zag de begijn en ze pisde in de zie (alle kleintjes helpen), ‘zie’ is zee.

Op de Facebook-page met de lange naam, vond ik een toepasselijke tekening

knipsel-kal-plat-1‘opsjöpper’ betekent opschepper en ‘Nein maan…. neerstein’ staat voor Nee man…nierstenen

In de Inleiding had ik het over ‘Plat Mestreechs’. Om dit te illustreren, volgt hier een waar gebeurd verhaal, mij verteld door een rasechte Maastrichtenaar z.g. Het verhaal gaat als volgt: Op de Boschstraat in Maastricht had een huisarts zijn praktijk. Hij had ook patiënten uit een volkswijk, gelegen achter de Boschstraat. Op een zekere dag wordt aan de deur gebeld. De dokter doet open, staat er een jongetje aan de deur, laten we hem maar Lowieke noemen, duidelijk afkomstig uit de volkswijk. Het jongetje zegt: “Menier de dokter, heij is de zeik van meer” (Meneer de dokter, hier is de plas van moeder). De dokter is geaffronteerd door deze taal. Hij weet, dat Lowieke nog een ouder broertje heeft en hij zegt: “Had Sjengske dat niet kunnen brengen”, waarop Lowieke riposteert met: “Nei menier de dokter, dae is te astrant in z’n moul” (neen meneer de dokter, die is te brutaal met zijn mond). Het kon dus nog platter.
Toelichting: In Maastricht werd indertijd in veel gegoede families Frans gesproken. Het woord ‘mère’ voor moeder werd ook door niet-Franssprekende families overgenomen. In de volkswijken maakte men daar ‘meer’ van.

Epiloog

De aansporingen ‘Kal plat’ en ‘Ich kal plat’ zijn natuurlijk leuk en zullen wel een effect hebben. Op internet werd de vraag gesteld: “Kal plat, charmant of irritant”. Ik zou zeggen, beide. Er zullen altijd voor- en tegenstanders zijn. ‘Kal plat’ is alleen zinvol, wanneer je het dialectspreken beheerst. Aan de niet-dialectspreker gaat deze aansporing voorbij, tenzij hij of zij, ingeburgerd in Limburg, het dialect wel wil leren.
Het gaat erom, wat de jeugd doet. Vroeger hoorden de kinderen hun ouders dialect praten, onderling en tegen de kinderen. Tegenwoordig met de koptelefoon op, of spelend met de iPhone horen ze dat niet meer. Ze horen vaker Engels, dan Nederlands, laat staan dialect.
Ik ben benieuwd op welke doelgroep de campagne van Eijsden-Margraten zich richt. Wordt de jeugd hierbij betrokken.

Maastricht, 12 november 2016
Pierre Swillens

Letterbak. Taalkwesties & Limburgs dialect (2)

11 aug

Mooie woorden in het Limburgs dialect

Letterbak van Wim Kuipers

Wat zegt de Limburger tegen ‘zakdoek’?

Laatst las ik in de bundel ‘Letterbak: Moeles van de sjalevaeger, aan de hand van Wim Kuipers, uitgegeven in 1999. Wim Kuipers schreef korte verhalen over taal en Limburgs dialect in het dagblad De Limburger. Deze verhalen werden gebundeld in een Letterbak, zoals in deze.
Hij schrijft in een van die verhalen over mooie woorden in het Limburgs dialect, zoals ‘sjottelsplak’ (vaatdoek) en ‘tesseplak’ (zakdoek). Hij schrijft erbij, dat voor dit laatste in het Limburgs dialect ook wel ‘maalplak’ wordt gezegd. en dat kwam mij bekender voor. Ik weet uit mijn vroege jeugd, dat mijn vader een ‘maalplak’ had. Die haalde hij uit zijn ‘maal’ (broekzak).

Toentertijd hadden alleen mannen een ‘maalplak’. Vrouwen hadden waarschijnlijk wel een zakdoek, maar geen ‘maalplak’. Zij hadden immers geen ‘maal'(broekzak). Kinderen hadden ook geen ‘maalplak’. Zij werden wel eens uitgenodigd de ‘maalplak’ van de vader te gebruiken.
Ik kan mij herinneren – ik was toen misschien 10 jaren oud – dat  ik elke week bij Tant Maria (zus van mijn vader) De Lach ging lezen. Tant Maria had een aangenomen zoon en die was tamelijk verwend. Hij werd door haar ‘de jóng’ genoemd, ook nog toen hij al een baan had bij de Staatsmijnen. Die ‘de jóng’ was geabonneerd op De Lach, toentertijd een pikant blad. ‘De jóng’ werkte op zaterdag en ik wist dat de postbode ’s zaterdags De Lach bracht. Daar mocht ik van Tant Maria in bladeren, als ik maar niet de indruk gaf, dat in het blad gebladerd was, anders werd ‘de jóng’ boos.

Ik bladerde, staand aan de keukentafel, terwijl Tant Maria in de woonkamer aan het rommelen was. Zij hoorde mij voortdurend snuiven en zij sprak toen de legendarische woorden: ‘höbste geine sjnoefplak’ (heb je geen zakdoek?).  Die had ik niet, dus ik ging maar gewoon door met snuiven.

Haarinkele

Een ander mooi woord, dat Wim Kuipers noemt, is ‘haarinkele’. Zonder dat ik zijn verdere uitleg gelezen had, wist ik wat hij daarmee bedoelde, omdat het mij ook al eens overkomen was.
Hij legt uit dat vroeger de kinderen vaak klompen droegen en dat het wel eens gebeurde, dat bij het rennen met de ene klomp de binnen enkel van de andere voet werd geraakt. met als gevolg dat deze werd ontveld.

Wim Kuipers legt ook uit waar volgens hem het woord ‘haarinkele’ vandaan komt. ‘Inkele’ is duidelijk, dat is het Limburgs woord voor ‘enkels’. ‘Haar’ komt volgens hem van ‘haare’ (slijpen). De enkel wordt door de klomp ‘gehaard’, je slijpt bij de enkel het vel eraf.

Dit bracht mij op een andere anekdote uit mijn jeugd. Ik heb het al eens eerder in een blog verteld, maar het is nu weer toepasselijk.
Ik denk dat ik een jaar of vijf oud was en ik was bij mijn grootvader (van vaderszijde) op vakantie. Hij was mijn peter en naamgever, dus hij kon mij wel hebben. Hij was wat je noemt een ‘keuterboer’, een koe, een varken, wat kippen en wat land. Op een dag nam hij mij mee, omdat hij op een stuk land gras wilde maaien. Dat gras werd verwerkt tot hooi voor de koe. Hij vertrok met een handzeis en een koehoren met water en een slijpsteen. De koehoren bevestigde hij aan zijn broekband.
Bij het weiland aangekomen, hing hij de koehoren aan een draad van de omheining en begon te maaien. Na een tijdje moest hij zijn zeis ‘haare’ (slijpen) met behulp van de slijpsteen en het water in de koehoren. Terwijl hij bezig was met maaien, wilde ik de koehoren eens beter bekijken. Ik was daarbij zo onhandig om de koehoren om te keren, waardoor het water eruit liep. Toen grootvader opnieuw wilde ‘haare’ was er geen water. Hij keek mij bestraffend aan, maar ik deed alsof mijn neus bloedde.

Gelukkig was mijn grootvader een aardige man en hij maakte er verder geen woorden meer aan vuil. Het was toch al een man van weinig woorden. Hij mocht mij wel, maar nu even niet. Maar hij moest water hebben en dat was in geen velden of wegen te bekennen. Grootvader wist er iets op te vinden, hij was niet voor niets ‘keuterboer’. Hij draaide zich resoluut om, plaste in de koehoren en ging doodleuk verder met ‘haare’. Of het maaien beter verliep, weet ik niet. Het leek mij verstandig om verder van de koehoren af te blijven.

Ik vraag mij nu nog steeds af, waarom grootvader die koehoren met water van huis meenam. Tijdens het lopen, mocht hij het water immers niet morsen. Ik denk, dat hij dit al jaren deed en dat zijn vader hem misschien dat geleerd had. Plassen deed je alleen in noodgeval.

Maastricht, 11 augustus 2016

Pierre Swillens

Naschrift: ‘jóng’ wordt in het Limburgs dialect niet uitgesproken met de ‘o’, zoals in het Nederlandse ‘jongen’ en ook niet met de ‘u’, zoals in het Duitse ‘Junge’, maar met een klinker ergens daar tussen in. De klankkleur benadert wel het meest de uitspraak in ‘Junge’. Het verkleinwoord ‘jungske’ (jongetje) wordt uitgesproken met de ‘u’, zoals in het Nederlandse ‘hun’.

 

Letterbak. Taalkwesties & Limburgs dialect (1)

14 jun

Wim Kuipers, 1988

Verkleinwoorden in het Limburgs dialect

Wekelijks stukje

Wim Kuipers is een midden-Limburger, geboren in Neel (Maasniel). Hij schreef tientallen jaren een stukje, getiteld LETTERBAK, in de zaterdagse bijlage van het dagblad De Limburger. Heel toepasselijk verscheen zijn eerste stukje op Sinterklaasdag in 1986.
In 1988 bundelde hij zijn, tot dan verschenen stukjes, in een boekwerkje, getiteld: Letterbak. Taalkwesties & Limburgs dialect. Hieronder een reactie mijnerzijds op een van zijn stukjes.

Is het Limburgs dialect een dode streektaal?

Let wel! Wim Kuipers schreef zijn stukjes in de tachtiger jaren van de vorige eeuw. Hij was niet zo pessimistisch, dat het Limburgs dialect als streektaal ten dode was opgeschreven. Integendeel, hij achtte het dialect springlevend en iedere dag kwamen er nieuwe woorden bij.
Zo wijst hij op de klankverandering, die de Limburger toepast, wanneer hij of zij zoekt naar een verkleinwoord van een woord. Als voorbeeld noemt hij dat ‘sjtool’ (stoel) wordt verkleind tot ‘stjeulke’ (stoeltje). Verdere voorbeelden van klankverandering zijn: ‘bóm’ wordt ‘bumke’. ‘kat’ wordt ‘ketje’ en ‘kop’ wordt ‘kopke’.

Wim Kuipers ging op die klankverandering in verkleinwoorden letten. Zo ving hij op, dat ‘kuffeke’ werd gebruikt als verkleinwoord van ‘koffie’. Andere verkleinwoorden, die hij ontdekte, waren: ‘uiteke’ (autootje), ‘geulke’ (frommeldoelpunt), ‘meuterke’ (motortje), ‘feuteke’ of ‘feuteuke’ (fotootje) en ‘piaeneuke’ (pianootje).

Ook haalde hij aan dat Sjo Notten uit Maastricht in een boek het woord ‘denaoke’ (toetje) gebruikt, als verkleinwoord van ‘denao’ (daarna). Kuipers wijst  er fijntjes op, dat Notten zich niet houdt an de regel van klankverandering in verkleinwoorden.  Volgens hem had Notten ‘denäöke’ moeten schrijven.

Sjeng

Wat Wim Kuipers opmerkt over de klankverandering in verkleinwoorden is niet nieuws voor mij. Ruim zeventig jaar geleden hoorde ik in Beeg (Grevenbicht) een jongen, laten we hem gemakshalve Sjeng noemen, in een groep het woord voeren. Het viel mij op, dat hij dwangmatig verkleinwoorden toepaste. Zo vertelde hij, dat hij pas in dienst van de krijgsmacht was getreden. Hierbij had hij een hele uitrusting gekregen. Hij noemde achtereenvolgens op: ‘sjeunkes’ (schoenen), ‘sökskes’ (sokken), ‘breukskes’ (broeken), ‘hummekes’ (hemden). zelfs ‘e sjlipske’ (stropdas) en natuurlijk ‘e gewäërke om mit te sjeete’ (een geweertje om mee te schieten).

Daarbij was hij niet voor een gat te vangen, want als hij geen verkleinwoorden paraat had, bedacht hij ze spontaan zelf. Zo had hij het over ‘e kilukke käöreke’ (letterlijk een kilootje korentje). Twee verkleinwoorden achter elkaar. Slaat dus nergens op, maar Sjeng bedacht dit met een stalen gezicht, gedwongen door zijn dwangmatigheid om te praten in verkleinwoorden.

Epiloog

Goed beschouwd was Sjeng taalkundig bezig met het Limburgs dialect. Hij was zich dat niet bewust, want hij sprak dwangmatig. Als hij ergens geen gangbaar verkleinwoord voorhanden had, dan bedacht hij spontaan er zelf een.
Op deze wijze was hij bezig met het vormen van nieuwe woorden in het Limburgs dialect. Of zijn woorden bruikbaar waren, is vers twee. Feit is wel, dat ik ‘e kilukke käöreke’ nooit meer ben vergeten.

Pierre Swillens

Naschrift

Voor de belangstellende lezer: het boek Letterbak. Taalkwesties & Limburgs dialect is als E-book in Pdf-formaat te downloaden vanuit de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (www.dbnl.org). Zoek hierbij naar Letterbak.

Limburgse dialecten (deel 1)

16 dec

Dao bön ich gebaore

Sjoon sjoon Sjeng

Om mijn kennis over Limburgse dialecten te verbreden, zocht ik hiervoor op internet. Ik kwam hierbij een artikel tegen van Wim Kuiper, dat hij in 2013 schreef onder de titel ‘Letterbak. Taalkwesties & Limburgs dialect’ (te vinden op http://www.dbnl.org). De kop ‘Dao bön ich gebaore’ is ontleend aam dit artikel.

Wim Kuiper vergelijkt het Limburgs dialect met het Chinees in uitspraak en zangerigheid, zoals bijvoorbeeld de sj-klank in de uitspraak van Sjeng. Daarnaast kent het Limburgs dialect de stoottoon, ook  wel de valtoon genoemd, en de sleeptoon. Bij de stoottoon worden midden klinkers en tweeklanken kort uitgesproken, bij de sleeptoon is dat juist langer. Zo uitgesproken krijgt hetzelfde woord twee verschillende betekenissen. Wanneer ‘veer’ kort wordt uitgesproken met de stootton, dan betekent dit het telwoord ‘vier’, lang uitgesproken met de sleeptoon betekent dit het persoonlijk voornaamwoord ‘wij’.
De Chinees kent een klinker die op vier verschillende manieren wordt uitgesproken en derhalve vier verschillende betekenissen krijgt.

Wim Kuiper illustreert dit verder met ‘sjoon sjoon Sjeng’ (mooie schoenen Jan). Ik weet niet welk dialect Wim Kuiper hierbij aanhaalt, misschien dat van zijn geboortedorp Neel (Maasniel). In het Obbeegs (Obbichts) of Beegs (Grevenbichts) zal het eerste ‘sjoon’ (mooi) worden uitgesproken als ‘sjoan’.
In het Mestreechs (Maastrichts) zeggen ze ‘sjoen sjeun Sjeng’. Soms wordt hier nog ‘sjieke’ voorgezet. Dan krijg je vier sj’s achter elkaar.
In het Kirchröadsjer Plat (Kerkraads  dialect) is het ‘sjun sjong Sjeng’, ofschoon ze met Sjeng weinig op zullen hebben. In hun ogen is Sjengenland Maastricht.

Maastrichtse rekking

Wim Kuiper zegt in het artikel dat het Mestreechs een volkse en een deftige uitspraak heeft. In de volkse uitspraak worden de klinkers langer uitgerekt, zoals in ‘Mestreech is neet breit meh laangk’ (Maastricht is niet breed maar lang). Deze uitspraak wordt ook wel de Maastrichtse rekking genoemd.
Wim Kuiper illustreert dit weer met een raadseltje: Ken je een Maastrichts woord van 23 letters?
Oplossing: ’n Peeeeeeeee……………rd. Zolang duurt de Maastrichtse rekking nu ook weer niet.

Kirchröadsjer Plat

Ook andere dialecten worden op de hak genomen, zoals het Kirchröadsjer Plat. In Kerkrade wordt bij het begin van een woord de g uitgesproken als een j. In de Kirchröadsjer Dieksiejoneer (Kerkraads woordenboek) komt geen rubriek G voor. De rubriek J is daarentegen zeer uitgebreid.

Ook hier weer heeft Wim Kuiper een raadseltje: Het hangt boven Kerkrade en begint met drie j’s. Oplossing:
‘ein jans jroeës jewitter’ (een heel groot onweer).

Zo kent men in Kerkrade bij het aanmoedigen van de plaatselijke voetbalclub Rode de kreet: ‘Los mar jon Roda’ (vrij vertaald: Roda zet hem op, letterlijk staat er: Roda laat maar gaan). Cynici zeggen dat ze roepen: ‘Joda los mar jon’.

Onlangs hoorde ik een mopje over het Kerkraads dialect. Twee Kerkradenaren zitten op het perron te wachten op de trein. Uit verveling bedenken ze een spelletje. Noem zoveel mogelijk Kerkaardse woorden, die eindigen op ‘wajong’ (wagon). Ze komen niet ver, waarop te lange leste een zegt: ‘Hauwe vier mar jet tse piefe, wa jong’ (Hadden we maar wat te roken, nietwaar jongen). In het mopje wordt voor ‘piefe’ een ander woord gebruikt, maar dat kan ik hier niet herhalen. Daar moeten jullie maar naar raden.

Pierre Swillens

Sjetse van vreuger

16 nov

Oet en dörp in Zuid-Limburg

Limburgse dialecten

‘Sjetse van vreuger’

Scan_Hub_Frenken

Onlangs ontving ik van Mañec, de jongste dochter, het boekje ‘Sjetse van vreuger’, geschreven door haar vader Dr. Hub Frenken onder het pseudoniem Bertje Op de Kamp. Het boekje bevat verhaaltjes in dichtvorm en is geschreven in het Obbichts dialect. De verhaaltjes hebben betrekking op de jeugdjaren van Hub Frenken, welke hij doorbracht in zijn geboortedorp Obbicht. Het boekje werd in 1988 uitgegeven door de Stichting Charles Beltjens, Sittard. De illustratie op het voorblad is van Hub Frenken zelf en wordt door hem omschreven als ‘wie sjoan oos dörp dao vreuger laog’.

Over de veelzijdigheid van Hub Frenken heb ik reeds eerder geschreven. De belangstellende lezer kan deze terugvinden in mijn weblog op 16, 19 en 22 november 2013. Ondanks het feit dat Hub Frenken de hele wereld bereisde, bleef hij zijn geboorteplaats Obbicht en het Limburgs dialect trouw. Op latere leeftijd schreef hij in 2000 het boek ‘Beelden uit mijn kinderjaren, trekken aan mijn oog voorbij’. Ook hier weer verhalen uit zijn jeugd in Obbicht. Het boek is een uitgave van de Stichting Davidshuis Pers, Rotterdam. De stichting is inmiddels opgeheven en het boek is niet meer verkrijgbaar.

DEN DOKTER (ôm 1900)

In ”Sjetse van vreuger beschrijft Hub Frenken in een lang verhaal de entree van de huisdokter in het dorp Obbicht. Eerst per koets van elders, of per bootje over de Maas vanuit België, later vestigde zich een huisarts in het nabijgelegen dorp Grevenbicht, Als oud-inwoner van Obbicht en Grevenbicht kan ik mij deze dokter nog goed herinneren. Eerst als patiënt, ofschoon ik hem als kind niet vaak nodig had. Later als trouwe fan van de voetbalclub Armada uit Grevenbicht, waarin ik voetbalde.
Hij woonde in een mooie villa in het centrum van het dorp. Achter de villa was een grote tuin, waarin ook fruitbomen stonden. Op een avond besloten we om ons tegoed te doen aan zijn rijpe appels. Kennelijk had hij al eens eerder ’s avonds bezoek gehad, want hij betrapte ons terwijl we bezig waren onze zakken te vullen. Wij moesten een goed heenkomen zoeken, hetgeen niet zo gemakkelijk ging, omdat we met zijn allen door één gat in de omheining moesten. Maar kennelijk was hij al niet meer zo goed ter been.

Melecien

In het verhaal gebruikt Hub het woord melecien, waarmede hij medicijn bedoelt. Ik vertelde Mañec dat ik dat woord uit mijn jeugdjaren in Obbicht niet kende. Zij bevestigde dat haar vader dat woord vaker gebruikte. Later zou Hub zelf arts worden, dus beroepshalve zal hij het ook wel gehanteerd hebben.
Dat het woord melecien  werd gebruikt, is waarschijnlijk, want het Sittards dialect kent het woord ‘millesien’, in het Heerlens dialect is dit ‘mellesieng’.

VEURWOORD

De laatste drie strofen van Hubs voorwoord in ‘Sjetse van vreuger’ luiden als volgt:

Veùl jaore bên ich weggewêes
in vrêem lènj euverzeè.
Wie ‘ch trùkkaom kênd’ ich veùl
van oos awd dörp neet meè.

Ich bên noe awd, al tachtig jaor.
’t Wurt tied noe ôm te gaon.
Ich dênk dat Peètrus al de paort
veur mich hêet aopestaon.

Ich dênk zoe gêer nog effe trùk
aan ’t Limburgs dörp van doe.
En wat ich dênk sjrief ich noe op
straks gaon mien auge toe.

Hub Frenken schreef dit voorwoord op tachtig jarige leeftijd. Hij zou echter nog in leven blijven tot 15 februari 2001. Hij werd net geen 94 jaar oud.
Uit zijn woorden blijkt wel zijn aanhankelijkheid aan zijn geboortedorp Obbicht.

De Kus

Hub Frenken was een familiemens. Met zijn vrouw Betta Pernot, eveneens uit Obbicht afkomstig, deelde hij lief en leed. Samen kregen ze vijf kinderen. Toen zijn vrouw op 3 september 1999 overleed, was hij 64-jaar met haar gehuwd. Na haar dood schreef hij het volgende gedicht, nu eens niet in het dialect:

De Kus

Buiten is het guur
De wind jaagt vlagen sneeuw tegen de ruiten
Ik zit hier binnen aan de haard
Mij deert het weer niet buiten.

Ik zag de vlammen spelen om het hout
En pluimen rook die werden opgezogen
Ik sloot mijn ogen en ze droegen heel mijn sluimer
Naar dingen die het verstand niet vat
Ik hoor heel lieve woorden
Alsof zij hier nog naast mij zat.

Een rookpluim scheidde zich af van ’t vuur
Ze kwam naar voren naar mijn hoofd
Heel zacht raakte zij mijn wang, mijn voorhoofd en mijn mond
Je zult het niet geloven
Maar heus, ik heb die kus gevoeld
die zij uit d’eeuwigheid mij zond

(ondertekend J.H. Frenken)

Noonk Sjaak, de kapper

Ter illustratie van de verschillede dialecten en de verschillende uitspraken hiervan, haal ik een verhaal aan, dat ik op 14 mei 2012 op mijn weblog schreef onder de titel: ‘Noonk Sjaak, de kapper’. Zelf woonde ik toen in Obbicht, Noonk Sjaak in Grevenbicht. Noonk Sjaak had een dames- en een herenkapsalon en was een (aangetrouwd) familielid van mijn moeder. Wij brachten hem wel eens een bezoek en dan moest ik als 5-jarige meehuppelen. Als Noonk Sjaak dan zijn salon vol klanten had zitten, dan zei hij wel eens: “Jong, zègk ’t nog ins”.  Dan wist ik dat ik moest zeggen: “Aan de kéntj van het léndj steit ein ménj mit zéndj”. Dat leverde dan de nodige hilariteit op, het waarom ontging mij.  Pas later begreep ik dat de Grevenbichtenaren de zin uitspraken als: “Aan de kantj van het landj steit ein manj mit zandj”.  Kennelijk liepen de isoglossen van deze uitspraak midden tussen deze dorpen, die hemelsbreed misschien 1,5 km uit elkaar lagen.
Ook Hub Frenken gebruikt in ‘Sjetse van vreuger’ de Obbichter variant. In zijn gedichten komen de woorden ‘kentj’ en ‘lendj’ voor, zij het dat hij geen schrifttekens gebruikt voor de uitspraak.

Sjef oet Canada

Mañec heeft het verhaaltje van Noonk Sjaak, de kapper op mijn suggestie gestuurd naar haar broer Sjef in Canada. Sjef is de oudste van de kinderen Frenken en woont reeds vanaf zijn achttiende (ik weet niet onafgebroken) in Canada. Toch is hij het Obbichts dialect trouw gebleven (Mañec vertelde mij, dat in een telefoongesprek met Sjef moeiteloos naar het dialect wordt overgestapt).
Sjef wist het verhaal van Noonk Sjaak kennelijk te waarderen, maar hij had  enkele suggesties. Zelf zou hij Noonk Sjaak schrijven als Nónk Sjaak, met een korte lange (ó). Aangezien ik dat korte lange (ó) niet begreep, heb ik dat opgezocht en inderdaad in het Sittards dialet kent men in de uitspraak de korte (o), de lange (oo) en de korte lange (ó). Het is maar, dat u het weet.
Opmerkelijk is dat Hub in zijn verhaaltjes het dialectwoord nônk gebruikt, waarbij hij aan geeft dat de korte ô moet worden gelezen als de o in roman.
Overigens kwam ik erachter dat in het Geleens dialect wel degelijk van ‘noonk’ voor oom wordt gesproken, dus helemaal fout zat ik niet. In het Geleens dialect vind ik veel woorden terug, die we ook in het Obbichts dialect gebruikten.

Gelaens (Geleens) dialect

Een en ander heeft mij er toe aangezet, om mij meer te verdiepen in het Limburgs dialect, waarover later meer. In het verhaaltje van Noonk Sjaak deed ik maar wat, gewoon op mijn gevoel en vanuit mijn herinneringen uit mijn jeugd. Maar ik heb nu al begrepen, dat het niet zo eenvoudig is om je te verdiepen in het Limburgs dialect. Bijn elke stad of dorp heeft een eigen woordenschat en een eigen klankkleur. Zie mijn verhaal over het klankverschil tussen de dorpen Obbicht en Grevenbicht.

Dat het leuk wordt, kan ik jullie garanderen. Neem bijvoorbeeld het Gelaens (Geleens) dialect. Ik kwam een woordenlijst tegen met 155 gezegdes in Gelaens dialect. Het eerste gezegde luidde: ‘Aan de sjiet zin’ (Aan de diarree zijn). Een situatie, die wel eens kon voorkomen.

Het volgende gezegde was vriendelijker, het luidde ‘Sjuumke trèkke’ (Aan een flesje dropwater lurken). Dat kon ik mij nog uit mijn jeugd herinneren.
Je kreeg van je ouders een lege bierfles met een beugelsluiting en een stuk ‘houtkook’ (soort drop). Deze werd afgeslagen van een lange staaf. (De ‘houtkook’ was in huis om samen met ‘borssokker’ (brokken kandijsuiker aan een touwtje) een hoestdrank te fabriceren, wanneer iemand verkouden was of hoestte).  Het stukje ‘houtkook’ ging samen met wat water in de fles. Door flink te schudden, vormde zich ‘sjummke’ (schuim) in de hals van de fles. Dit schuim werd vervolgens opgezogen (trèkke). Dit werd een aantal keren herhaald, totdat zich geen schuim meer in de hals vormde. Dan was de lol eraf, want het dropwater smaakte naar geen kant.
Opmerkelijk is, dat Hub Frenken het gebruik van ‘houtkook’ kende. In ‘Sjetse van vreuger’ schrijft hij op pagina 70 onder de titel HOUTSKOOK een verhaaltje, hoe hij bij ‘Liebeke oet  de steeg’ steeds ‘houtskook’ kocht. Hij vertelt niets over ‘sjuumke trèkke’, maar dat zal hij wel gedaan hebben, want de kale ‘houtkook’ was niet te pruimen.

Even verderop in de lijst komt  het gezegde ‘Doe bès e sjiethoes’ (Bangerik).  Het blijft dus in stijl.

Pierre Swillens

(wordt vervolgd)

Het recept

27 feb

….de apotheker zal het voor u klaarmaken

Telefonisch herhalingsrecept

Periodiek vraagt mijn vrouw mij om telefonisch bij onze huisarts een herhalingsrecept voor haar te bestellen. Zelf heb ik daar geen last van omdat ik sinds kort over een medicijnen-container beschik, die wekelijks door de apotheker wordt bijgehouden. Je hoeft dus hiervoor niet meer de deur uit, noch te bellen.

De bestelprocedure gaat nu als volgt:
Ik toets het telefoonnummer in van de huisarts. Zes cijfers, die ik inmiddels uit mijn hoofd ken. Als ik geluk heb, krijg ik dan een antwoordapparaat met de mededeling: ‘Wanneer u belt voor een herhalingsrecept, druk dan op de 1 van uw toestel. Wanneer u niets doet, wordt u doorverbonden met de assistente’. Die stem meen ik te herkennen als die van een van de assistenten.

Voicerecorder

Wanneer je tijdig op de 1 drukt, word je doorverbonden met een voicerecorder. Die opent weer met een boodschap van een assistente, nu een met een accent buiten de Maastrichtse regio. Dit is duidelijk te merken aan de zin: ‘Dan zal de apotheker dit voor u klaarmaken’, vooral de uitspraak van klaarmaken.
Je wordt uitgenodigd om na de pieptoon in te spreken. Nu ontwikkelt zich het volgende gesprek met een toekomstige onbekende toehoorder: “U spreekt met Swillens. Mag ik voor mijn vrouw Wilhelmina Anna Cornelia Swillens – Vogten, geboren 8 augustus 1933, apotheek America, een recept voor 90 stuks XXXXX XXXX, 500 mg, eenmaal 1 tablet per dag”. Dan beëindig ik met ‘dankuwel’, om aan te geven dat mijn bestelling teneinde is. Jullie begrijpen natuurlijk wel, dat in de plaats van de kruisjes de naam van het medicijn wordt genoemd. Je moet niet alle privacy prijs geven.

Klaarmaken

Ik vind het woord klaarmaken een raar woord. Doet me teveel denken aan klaarkomen. En ja hoor, als je in de Grote van Dale het lemma ‘klaarmaken’ opzoekt, dan vind je onder 5. zich tot een orgasme brengen.
Laatst hoorde ik mijn vrouw zeggen: ‘Ik ga de konijn klaarmaken’. Uiteraard in het Limburgs dialect, maar dat doet hier niet ertoe.
Dan denk ik altijd, dan staat dat hij- of zij-konijn morgen weer aan de deur  met het verzoek: ‘Maak mij nog eens klaar’.

Pierre Swillens

p.s. Toen ik dit herlas, realiseerde ik mij dat ik een tijdje bij de N.V. Koninklijke Sphinx-Céramique  te Maastricht had gewerkt en daar hoorde van de functie ‘klaarmaakster’. De functie betrof medewerksters van de decorafdeling van de Aardewerkfabriek. Wat de dames precies deden, weet ik niet. Waarschijnlijk hadden ze iets te maken met de afwerking van het product.
Misschien is er wel een oud-medewerker(-neemster) van de Sphinx, die voor opheldering kan zorgen. Een konijn kwam er in ieder geval niet aan te pas.