Tag Archives: josep maria jujol

Gaudi (3)

11 mei

Park Güell

gaudi

Historie van Park Güell

gaudi

De historie van Park Güell begint bij Eusebi Güell i Bacigalupi (1846-1918). Eusebi Güell, een Catalaans ondernemer, werd in 1911 door zijn benoeming tot graaf in de adelstand verheven. Güell werd met zijn vermogen een mecenas op het gebied van architectuur en kunst. Güell had respect voor het werk van Gaudí en stimuleerde hem met zijn opdrachten. Beiden hadden veel gemeen, Catalaan, gelovig katholiek en liefhebber van architectuur en kunst.
Güell was een bereisd man. Op zijn reizen naar Engeland maakte hij kennis met landschapsparken en ‘garden-city’s’.  Hij bezat in Barcelona in de wijk Gracia twee grote stukken land op de Munanya Palada (kale berg), zo genoemd omdat er nauwelijks begroeiing was. Güell stelde zich voor, dat hij daar een elite-wijk in het landschap kon bouwen en gaf Gaudi in 1900 daartoe opdracht. Het hele complex zou zo worden ingedeeld, dat  er 60 woningen konden worden gebouwd op 60 percelen in pastillevorm, aangepast aan de hellingen van de heuvel.
Vanwege de vergelijking met de Engelse garden-city’s werd Park Güell met het Engelse Park aangeduid. De Catalanen bleven hardnekkig spreken van Parc Güell.

Gaudi dacht meer aan een landschapspark en concentreerde zich hierop. Hj wilde zoveel mogelijk gebruikmaken van de natuurlijke omstandigheden. Om het land te ontzien, bouwde hij viaducten om de wegen begaanbaar te maken voor koetsen. De kolommen van die viaducten bekleedde hij met stenen uit de omgeving om ze zo weinig mogelijk te laten opvallen. In totaal kwam er 3 km weg, met voor de koetsen een helling van 6% en voor de voetgangers tot 12%.

gaudi

voetgangerspad ondersteund door kolommen van natuurlijk materiaal

De verkoop van de percelen wilde niet zo vlotten. Twee percelen werden verkocht aan de Trias-familie. De familie bouwde hierop het Casa Marti Trias i Domènech. De architect was Juli Batllevell i Arús. Een perceel werd in 1904 bebouwd als modelwoning. De architect hiervan was Francesc Berenguer i Mestres. Aangezien er geen belangstelling voor was, adviseerde Güell Gaudí om het zelf te kopen. Gaudí was een verstokte vrijgezel en hij betrok in 1906 de woning, samen met zijn 93-jarige vader, die in datzelfde jaar nog stierf, en zijn nichtje Rosa Egea i Gaudí, een dochter van zijn zuster. Gaudí had zich haar lot aangetrokken, aangezien haar drankzuchtige vader niet voor haar kon zorgen. Rosa Egea i Gaudí stierf in 1916.

Waarom het niet zo lukte met de verkoop van de percelen is niet zo duidelijk. De huizen waren bedoeld voor de elite van Barcelona. Misschien hadden deze geen vertrouwen in de aanleg van de noodzakelijke voorzieningen, zoals water en elektriciteit, alsmede in de aanleg van wegen. Misschien zagen ze op tegen de moeilijke toegankelijkheid door de hellingen.  Anderen waren misschien huiverig, omdat Gaudí voor veel vreemde architectonische verrassingen had gezorgd.
In 1914 werd het project door Güell gestopt. Hij woonde in het park in La Casa Güell, dat eerder voor hem was gebouwd. Park Güell beschouwde hij als zijn tuin. La Casa Güell is nu een schoolgebouw.

Gaudí leefde in het huis tot enkele maanden voor zijn dood in 1926. Hij was bezig met de bouw van de Sagrada Familia. Dat slokte hem zo op, dat hij een werkkeet betrok op de bouwplaats.
Na zijn dood vermaakte hij het huis aan het Bestuur voor de Bouw van de Tempel van de Sagrada Familia (La Fundació de la Junta Constructora del Temple Expiatori de la Sagrada Familia). De bouw hiervan kon alleen doorgaan door giften, waarop het Bestuur het huis verkocht aan het Italiaanse echtpaar Francesc Chiappo Arietti uit Turijn. In 1960 verkocht het echtpaar het huis aan de l’Associació d’Amics del Parc Güell . Deze groep gaf het gebouw in 1963 de functie van museum. In 1992 kwam het huis weer in het bezit van het Bestuur voor de Bouw van de Tempel van de Sagrada Familia.
Het huis heet nu Casa Museu Gaudí. Het is momenteel museum van meubilair en objecten van Gaudí, alsmede objecten van een aantal van zijn medewerkers. Het huis wordt ook wel eens aangeduid als ‘La Torre Rosa’.

gaudi

Casa Museu Gaudí

Toen Güell in 1918 stierf verkochten zijn erfgenamen Park Güell aan de Stad Barcelona. Deze stelde in 1922 het park open voor het publiek. In 1969 werd Park Güell door het stadsbestuur van Barcelona als monument verklaard en opgenomen in de lijst van Historisch Patrimonium. Er was een discussie ontstaan om in het park een groot hotel te bouwen. Dit was niet naar de zin van het stadsbestuur, weshalve de verklaring tot monument.

In 1984 werd Park Güell door de Unesco opgenomen in de Werelderfgoedlijst.

Tussen 1984 en 1994 werd er in het Park een grondige restauratie doorgevoerd.

gaudi

Viaduct voor koetsen

Indeling van Park Güell

Het gehele park is omzoomd door een muur, afgedekt met trencadis (gebroken glas}. Er zijn zeven toegangspoorten. Bij de hoofdingang, gelegen aan de Carrer d’Olot, zijn twee medaillons op de muur aangebracht, waarin in trencadis  de woorden Park, respectievelijk Güell zijn gevormd.
De smeedijzeren toegangsdeur is afkomstig van Casa Vicenç en in 1965 aangebracht ter vervanging van de houten deuren.

Aan weerszijden van de toegangspoort vinden we twee door Gaudí ontworpen gebouwen met een Hans- en Grietje-uitstraling. Deze paviljoens, in gebruik voor diensten en portierswoning, werden gebouwd in 1901 en 1902. Er zit niets rechtlijnig aan deze gebouwen.
Het kleinste paviljoen (Casa de l’Atanor) is afgewerkt met een 17 m. hoge toren, waarop een vierarmig kruis.  Het grootste paviljoen (Casa l’Alquimista), de portierswoning, is afgewerkt met een koepel en schoorsteen in de vorm van een paddenstoel.

gaudi

Portiers- en dienstenwoning

Vanuit de entree komt men bij het centrale gedeelte van het park. Onderaan begint een symmetrische dubbele trap met een tweetal platforms. De trappen omsluiten drie fonteinen, de onderste in de vorm van een grot, de middelste met een Catalaans embleem en een slangenkop, de bovenste in de vorm van een hagedis. Over deze fonteinen later meer.

gaudi

Centrale ingang met zicht op de kolommengalerij (Sala Hipóstila)

Sala Hipóstila

De  Sala Hipóstila, gebouwd tussen 1907 en 1909, was bedoeld om te fungeren als markt. Het geheel bestaat uit 86 Dorische zuilen. Er ontbreken vier zuilen. Op de vrije plaatsen in het plafond vervaardigde Josep Maria Jujol vier rozetten in mozaïek met symbolische afbeeldingen. Op een ervan is een slang te herkennen.

gaudi

Rozetten in mozaïek aan de hand van Josep Maria Jujol

De kolommen zijn aan de onderzijde bedekt met mozaïek, aan de bovenzijde met steenkleurig mortel. De buitenste kolommen zijn schuin geplaatst, omdat dit beter de krachten opvangt en de massaliteit een minder streng karakter geeft.  Nu wordt de ruimte van de Sala Hipóstila gebruikt door muzikanten. Het mozaïekwerk in het plafond is van Josep Maria Jujol.

gaudi

Dorische kolommen in de Sala Hipóstila

Plaça del Teatre Grec

De kolommen dragen het Grieks theater (Plaça del Teatre Grec). Dit is een onverhard plein, gedeeltelijk rustend op de 86 Dorische zuilen en op een verharding in de heuvel. De oppervlakte van het Grieks theater is dus groter dan de oppervlakte van de Sala Hipóstila.

gaudi

Grieks theater, als dak van de Sala Hipóstila

Het meest kenmerkend op het plein van het Grieks theater is de 110 m. lange bank. Deze met bogen naar binnen en bogen naar buiten slingerende bank omzoomd de hele voorkant van het plein. De bank is uitgevoerd in mozaïek  van gebroken tegels en glas en is voornamelijk het werk van Josep Maria Jujol. De buitenste bogen worden ondersteund door kolommen (zie voorgaande foto). De oppervlakte van het plein is 3000 m2.
Een andere bijzonderheid is, dat het plein een functie vervult in de watervoorziening van het park.  Het regenwater wordt onder de onverharde bovenlaag verzameld en via de Dorische zuilen, die hol zijn uitgevoerd, in een bekken van 1200m3 onder de Sala Hipóstila opgevangen. Dit opgevangen regenwater dient voor de fonteinen en voor de bevloeiing van het park.
De bank is over de hele lengte uitgevoerd met hobbels. Het verhaal gaat dat Gaudi een naakte werkman had laten plaatsnemen in natte klei. Zijn afdruk was de mal voor deze hobbels. De hobbels hebben waarschijnlijk een functie om het regenwater van de banken af  te voeren naar gaten, die uitmonden in waterspuwers.

gaudi

Mozaïek bank rond het Grieks theater

Turo de les tres Creus

Op het hoogste punt van de heuvel staat een monument. Het is een ronde berg stenen, met wederzijds trappen, geïnspireerd door de vondst van historische grotten op het terrein. Op de top van de berg staan drie kruizen, een groot en twee  kleine. De oorspronkelijke kruizen werden in de Spaanse burgeroorlog vernield.

Pórtico de la Lavendera

Dit is een lange zuilengang met de beeltenis van een wasvrouw aan het begin. De hele gang, inclusief de schuine kolommen, is gemaakt van materialen verkregen uit de omgeving. De gang heeft het karakter van een kloostergalerij.

gaudi

Zuilengang van de wasvrouw

Symboliek van Park Güell

Gaudí had oorspronkelijk voor de entree een poort gemaakt, bediend door twee mechanische gazellen. De gazellen verwezen naar de jonkgeliefden in de Joodse poëzie, gehanteerd in de streek Catalonië. Deze poort werd tijdens de Spaanse burgeroorlog vernield en in 1965 vervangen door de smeedijzeren poort, afkomstig uit Casa Vicenç.

gaudi

Smeedijzeren toegangsdeur, afkomstig uit Casa Vincenç

De portiersloge (Casa de l’Alquimista) is bekleed met een schoorsteen in de vorm van een paddenstoel. Sommigen menen dat Gaudí hiermee verwees naar de hallucinogeen zwam de ‘Amamita’, die hij had ontdekt op zijn lange bergwandelingen. Gebruik van de zwam kon een veranderde staat van bewustzijn en een overgang naar een andere realiteit veroorzaken. Bevond Gaudí zich in een dergelijke staat bij het ontwerpen van zijn kunstwerken.
De dienstenwoning (Casa de l’Atanor) is bekroond met een toren met een vierarmig kruis. Dit kruis stelt de vier windstreken voor.

gaudi

Portiers- en dienstenwoning

Boven de fonteinen staat een driepoot structuur met binnenin een ruwe ongepolijste steen. Deze opstelling verwijst naar de smeltoven in de alchemie.
Over die fonteinen valt meer te vertellen. Het zijn er drie boven elkaar, die elk verwijzen naar Catelaanse gebieden. De onderste naar het zuidelijk-Catelaanse gedeelte in Spanje, de middelste naar Catelonië, en de bovenste naar het noordelijk-Catelaanse gebied in Frankrijk.
De onderste fontein is uitgevoerd als een grot met de symbolen van een kompas en een cirkel, respectievelijk verwijzend naar de architectuur en de wereld.

gaudi

Onderste fontein in de vorm van een grot

De middelste fontein in de vorm van een cirkel, verwijst naar het Catalaans wapen, omringd door bloemen en zaad van eucalyptus. In het midden is een slangenkop, waarvan men aanneemt dat deze verwijst naar de bronzen slang, die Mozes met zich meevoerde bij zijn tocht met de Joden door de woestijn. Deze slang moest de Joden beschermen tegen giftige slangen.

gaudi

Fontein met Catalaans wapen en slangenkop

De bovenste fontein is uitgevoerd in de vorm van een hagedis als symbool van de stad Nîmes, de stad waarin Güell opgroeide. De hagedis zou een verwijzing kunnen zijn naar Python de bewaker van de onderaardse wateren. De hagedis spuwt water vanuit een bekken onder de Sala Hipóstila.

gaudi

Fontein in de vorm van een hagedis

De Dorische zuilen van de Sala Hipóstila verwijzen naar de Dorische zuilen van de Tempel van Apollo uit Delphi. In het plafond van de Sala Hipóstila is een medaillon met een symbool van Amra, een logo gebaseerd op de Keltische spiraalmotieven. en een medaillon van Jujol in het plafond verbeeldt een slang.

Het dak van de Sala Hipóstila (Plaça del Teatre Grec) verwijst naar het Grieks theater. De kronkelige bank wordt in verband gebracht met een zeeslang.

Gaudí bouwde om het terrein beter begaanbaar te maken voor koetsen viaducten elk met een eigen stijl. Als bijzonderheid geldt dat de kolommen zijn bekleed met stenen uit de omgeving, waardoor zij in het  landschap opgenomen lijken. De kolommen lijken op palmbomen, die uit de grond ontspringen.
Het laagste viaduct (Viaducto del Museo) is in gotische stijl; het middelste viaduct (Viaducto del Algarrobo) is in barok stijl en het bovenste viaduct (Viaducto de las Jardineras) is in romaanse stijl. Het laatste viaduct is misschien wel het mooiste.

Langs de Rozenkransweg liggen bollen, die verwijzen naar de kralen van de rozenkrans.

De berg op het hoogste punt met de drie kruizen (Les tres Creus) verwijst naar de Mont Calvari (Berg van Calvarie).

Deze slideshow vereist JavaScript.

Gaudi (2)

6 mei

La Pedrera (Casa Milà)

gaudi

Historie van het gebouw

gaudi

Antoni Gaudí i Cornets

In 1905 kocht het echtpaar Pere Milà i Camps en Roser Segemón i Artells een perceel grond van ruim 1800 m2, gelegen op de hoek van de Passeig de Gracia en de Carrer de Provença. Het perceel was bebouwd met een woonblok van drie huizen en een tuin. Het was de bedoeling dat de huizen werden gesloopt en op die plaats een nieuw appartementencomplex zou worden gebouwd, waarin ook de familie Milà zou gaan wonen.
Pere Milà was gecharmeerd door de bouw/renovatie van Casa Batlló (zie vorige post) door Gaudí. Casa Batlló lag iets verderop, in de richting van de binnenstad, aan de Passeig de Gracia.
In 1906 kreeg Gaudí de opdracht tot de bouw van het appartementencomplex.

Gaudi bouwde van 1905 tot 1912 het gewenste appartementencomplex, zij het met enige complicaties, waarover later meer. In 1911 betrok de familie Milà een volledige verdieping van het gebouw. De rest van de appartementen zou worden verhuurd, wanneer het volledige gebouw gereed was. Dit gebeurde in oktober 1912.

gaudi

La Pedrera

Het verhuren ging niet al te voorspoedig, want de potentiële huurders werden afgeschrikt door de uitzonderlijke bouw, niets was rechttoe-rechtaan. Zij waren bang, dat zij daardoor hun meubels niet kwijt konden.
Gaudí had op verzoek van de familie, wellicht tot hun eigen genoegen, de bouw toegankelijk gemaakt voor koetsen. Later werden de koetsen vervangen door motorvoertuigen, zodat we misschien van de eerste parkeergarage kunnen spreken.

gaudi

La Pedrera bij avondlicht

In 1946 verkocht Roser Segimón, inmiddels weduwe, het complex aan Inmobiliaria Provença. Deze firma gaf in 1953 opdracht tot de bouw van 13 appartementen in de vliering.

Op 30 oktober 1962 wordt La Pedrera door de Stad Barcelona opgenomen op de lijst van artistieke erfgoederen.
De regering van Spanje volgt door op 20 augustus 1962 La Pedrera te erkennen als een ‘historisch-artistiek monument van nationaal belang’.
Uiteindelijk neemt de Unesco op 2 november 1984 La Pedrera op in de lijst van Werelderfgoederen.

gaudi

Dak van La Pedrera

In 1986 neemt de bank Caixa Catalunya La Pedrera over van Inmobiliaria Provença en beluit tot grootscheepse restauratie.  Het gebouw was nmiddels danig verouderd. De bank is van plan om van La Pedrera een cultureel centrum te maken ten dienste van de stad Barcelona.
In 1987 wordt het dakterras reeds opengesteld voor het publiek.

In juli 1992 wordt het appartement op de eerste verdieping, alwaar de familie Milà had gewoond, in gebruik genomen als tentoonstellingsruimte voor wisselende exposities.
De voormalige garage (koetshuis) wordt in 1994 omgebouwd tot een ruimte ten behoeve van de activiteiten van het Caixa Catalunya’s Social Work.

gaudi

Schoorstenen op het dak van La Pedrera, die er uit zien als krijgers

Het totale restauratiewerk eindigt in juni 1996. Op de vliering wordt het Espai Gaudí geopend, een tentoonstelling gewijd aan het leven en werk van Gaudí.
Uiteindelijk werd in juli 1999 het La Pedrera Appartement geopend, waarvan de inrichting met oorspronkelijke elementen werd teruggebracht naar de tijd van Gaudí.
De bank heeft sinds 1988 meer dan 48 milj. euro in de restauratie gestoken. Zij krijgt hiervoor erkenning van de Asociación Catalunya de Criticos de Arte (1996) en van de Generalitat de Catalunya (1997).

Pere Milà i Camps en Roser Segimón i Artells.

Pere Milà en Roser Segimón trouwden in 1905. Pere Milà was een succesvol zakenman in onroerend goed. Roser Segimón was een steenrijke weduwe, getrouwd geweest met de ‘indiano’  José Guardiola. ‘Indiano’ werd de Catalaan genoemd, die in Noord- of Zuidamerika schatrijk was geworden en vervolgens naar Barcelona was teruggekeerd.

Zoals reeds gememoreerd kocht het kersverse echtpaar in 1905 een lap grond ter grootte van 1835 m2 op de hoek van de Passeig de Gracia en de Carrer de Provença. De bestaande bebouwing op het complex werd gesloopt en Gaudí werd opdracht gegeven om er een appartementencomplex te bouwen, waarin zij ook konden wonen. De vergunning werd aangevraagd en met de bouw werd reeds begonnen. Door strubbelingen, waarover later meer, werd de vergunning eerst officieel in juli 1910 verleend.

gaudi

Overzicht dak La Pedrera met trappenhuizen en schoorstenen

Eind december 1911 signeerde Gaudí een certificaat vermeldende dat de bouw van de eerste verdieping ten behoeve van de familie Milà was voltooid. In oktober 1911 betrokken de Milàs het appartement.
In oktober 1912 signeerde Gaudí een certificaat, waarin hij verklaarde dat de bouw volgens plan was voltooid en dat de rest van de appartementen kon worden verhuurd.

In 1940 stierf Pere Milà. In 1946 verkoopt de weduwe Roser Segimón het complex aan Inmobiliaria Provença. De kosten van het onderhoud van het complex waren haar te hoog geworden. Zij bleef wel in het  complex wonen tot haar dood in 1964.

gaudi

Certificaat van Gaudí aangevende dat de bouw van het appartementencomplex is voltooid.

Kenmerken van de bouw

Gaudí moest bij de bouw rekening houden met de voorschriften, die golden voor een bouw in de wijk l´Eixample.  Het ontstaan van de wijk l´Eixample is reeds uitgelegd in de vorige post over Casa Batlló. Op de hoek van de straten moest de gevel afgeschuind zijn (te zien op de volgende luchtfoto).

gaudi

luchtfoto van La Pedrera

Gaudí paste bij de bouw het ‘Plan Libre’ toe. Dit ging er vanuit dat de krachten niet zouden worden opgevangen door dragende muren, maar door kolommen van steen en ijzer. De gevel werd daardoor ontlast en kon naar vrijheid worden ontworpen. Gaudí gebruikte zandsteen als bekleding van de gevel. De zandsteen werd gedolven in de buurt van Barcelona en ter plaatse in de gewenste vorm gemodelleerd. Hierdoor ontstond een lichtgolvende gevel (zie ook de luchtfoto).

gaudi

Gevel van La Pedrera

De bouw van zes verdiepingen omvatte eigenlijk twee appartementencomplexen binnen één gevel. De appartementen waren hierbij gebouwd rond twee patio’s. Hierdoor was het mogelijk, dat het daglicht doordrong tot alle inpandige appartementen. Op de luchtfoto zijn die twee patio’s duidelijk te zien.

gaudi

Balkons La Pedrera

De verdiepingen kwamen uit op balkons in de voorgevel, die afgewerkt werden met een smeedijzeren balustrade. Gaudí kreeg bij de bouw assistentie van Josep Maria Jujol, die we ook al tegenkwamen bij de renovatie van Casa Battló. Jujol ging zich bezig houden met de balkons, die allemaal verschillend werden uitgevoerd.  Gaudí, zelf zoon van een kopersmid, had echter het eerste model ontworpen en zelf gesmeed. Het is aan te nemen dat het smeedwerk werd uitgevoerd door de gebroeders Badia, die reeds op jeugdige leeftijd bij Gaudí in de leer waren gekomen. De gebroeders Badia smeedden ook de grote toegangsdeuren tot de appartementencomplexen.
Gaudí moest ook rekening houden met de wens van de opdrachtgever, dat de appartementen per koets inpandig bereikbaar waren. Iets wat in veel gebouwen toepasbaar was.

gaudi

Smeedijzeren balustrade op balkons

Op de vliering bouwde Gaudí cilindervormig parabole boogconstructies van steen om het dak te ondersteunen. Het dak werd uitgevoerd in verschillende niveaus. Vanaf het dak kon men in de patio’s kijken.
Alle delen van het dak, zoals trappenuitgangen, ventilatiekanalen en schoorstenen werden verborgen in morfologische figuren. De zes trappenuitgangen werden bekleed met scherven keramiek (trencadis) met een egale lichtgrijze kleur. Eén van trappenhuizen werd uitgevoerd met het bekende vierarmige Gaudiaans kruis.
Het lijkt alsof de ventilatie- en schoorsteenkanalen een helm dragen, vandaar dat men het dak wel eens de ‘tuin van de krijgers’ noemt. De kanalen hebben allemaal een egale lichtbruine kleur. Een aantal kanalen zijn aan de top bekleed met scherven van lege champagneflessen. Het verhaal gaat dat Gaudí hiervoor de lege champagneflessen gebruikte, overgebleven na de feestelijke opening.

gaudi

De tuin van de krijgers op het dak van La Pedrera

De bouw werd uiteindelijk beschouwd als een voorbeeld van de Art-nouveaustijl. In de volksmond werd het gebouw al snel ‘La Pedrera’ (steengroeve) genoemd, omdat het gebouw op geen enkele wijze beantwoordde aan de gangbare architectuur.

Geschillen tijdens de bouw

Het begon al bij de opdracht. Mevrouw Roser Segimón was niet gecharmeerd van Gaudí, maar ze legde zich bij de beslissing van haar man neer. Maar toen Gaudí in 1926 stierf was mevrouw Roser Segimón er als de kippen bij om de inrichting van hun appartement te wijzigen en het meubilair naar haar smaak aan te passen.

Nadat de bouw twee jaar aan de gang was, kregen de Milàs c.q. Gaudí heibel met het stadsbestuur. De vergunning was nog steeds niet verleend en werd opgehouden, omdat Gaudí  met een kolom een meter over het voetgangersgedeelte kwam. Gaudí zei tegen het stadsbestuur, dat hij de kolom wel wilde afzagen, maar dat hij er een bord bij zou zetten, waarom dit was gebeurd. Toen het stadsbestuur de aanmaning aanbood aan de familie Milà op hun vakantieverblijf in Reus, werd de brief niet door het personeel aangenomen. De zaak bloedde een beetje dood.

gaudi

Trappenhuis, bekleed met trencadis

Een half jaar later was er opnieuw onenigheid met het stadsbestuur. Nu verweten ze de Milàs c.q. Gaudi, dat zij zich niet hielden aan de bouwvoorschriften, zoals die golden in de wijk l’Eixample. De bouw was te hoog, het volume overschreed de normen. Een ‘welstandscommissie’ boog zich over de bezwaren en kwam tot de conclusie, dat de architectonische uitstraling van het gebouw meer waarde had, dan het handhaven van een aantal voorschriften.
Het duurde tot juli 1910 voordat de vergunning uiteindelijk werd verleend.

gaudi

Smeedijzeren toegangsdeur appartementencomplex

Gaudí kreeg ook een geschil met de Milà-familie. Gaudí was een gelovig man. Hij was reeds bezig met de bouw van de Sagrada Familia. La Pedrera zou zijn laatste klus worden voor een privé-persoon. Na de bouw van La Pedrera ging hij zich volledig wijden aan de bouw van de Sagrada Familia.
Gaudí wilde de La Pedrera kronen met een beeldengroep van 4½ meter hoog met de H. Maagd Maria, geflankeerd door de aartsengelen Gabriël en Michaël. Onduidelijk is of hij een beeldengroep prominent op de top van de gevel wilde plaatsen of een 4½ m. hoog medaillon in de voorgevel.
Het feest ging echter niet door en wel om twee redenen. De beeldhouwer Carles Mani (1866-1911) was reeds begonnen om Gaudí’s idee uit te werken. Hij ontwierp een model van de H.Maagd, maar dat werd door de Milàs afgekeurd. Bovendien ontstonden in die tijd onlusten in Barcelona, toen Spaanse soldaten moesten gaan vechten in Marokko. De soldaten kwamen in conflict met de werkende klasse. Anarchisten, socialisten, republikeinen en antimilitaristen zagen hun kans schoon om aan de rellen mee te doen. Het gevolg was dat in de laatste week van juli1909 een aantal kerken in brand werd gestoken. Deze week werd later de Setmana Tràgica (Tragische Week) genoemd.
De Milàs waren nu bang, dat wanneer hun huis met een dergelijk opvallend religieus werk zou worden getooid, dit ook wel eens een doelwit bij onlusten zou kunnen worden.
Gaudí zag uiteindelijk van zijn plan af.

gaudi

Trencadis op trappenhuis

De verhouding van Gaudí met de Milà-familie werd er niet beter op. Na oplevering van de bouw kreeg Gaudí een geschil met de familie over de betaling van zijn honorarium. Uiteindelijk krijgt Gaudí in 1916 gelijk van de rechter. De Milàs moesten een hypotheek op het gebouw nemen om aan Gaudí een bedrag van 105.000 peseta’s te betalen. Toentertijd een behoorlijk bedrag.

Deze slideshow vereist JavaScript.

GAUDI (1)

2 mei

(klik op de afbeelding voor een groter formaat)

gaudi

Gaudi

Bovenstaande informatie is ontleend aan de website www.magicphotoworld.com/reisverhaal/specials/5/46/antoni-gaudi.

Casa Batlló

De volgende informatie is grotendeels afgeleid van de website www.casabatllo.es.

Uitbreiding van de stad Barcelona met een nieuwe wijk l’Eixample (Plan Cerda)

Casa Batlló ligt aan de Passeig de Gracia, vroeger een verbindingsweg tussen de oude binnenstad en het plaatsje Gracia. Passeig is Catalaans voor promenade of avenue. Het belang van deze weg nam toe, toen het stadsbestuur aan Ildefons Cerda, stadsplanner, in 1860 opdracht gaf om de stad naar het Noorden uit te breiden met een nieuwe wijk.  Hiertoe had het stadsbestuur in 1841 een wedstrijd uitgeschreven. De woonruimte in de binnenstad werd te krap en er moest uitbreiding komen. Cerda won de wedstrijd met zijn ontwerp.
Volgens zijn ontwerp had de nieuwe wijk een ruitjespatroon van straten, waarbinnen de huizen in blokken werden gebouwd. De huizen op de hoeken van een blok werden afgerond, waardoor er op de kruispunten pleintjes ontstonden. Parken en tuinen werden binnen de blokken opgenomen. De bananenboom werd geïntroduceerd. De huizen mochten niet hoger zijn dan 16 m. Uiteindelijk werd er aan het plan gesleuteld, maar de opzet van blokken bleef bestaan. Dat is in het huidige Barcelona duidelijk te zien.
De Passeig de Gracia nam in belangrijkheid toe en werd een brede weg met aan weerszijden grote huizen, die gebouwd werden door rijke mensen, die de binnenstad ontvluchtten.

gaudi

Dat Gaudí veelzijdig was. dat is bekend. Zo ontwierp hij naast gebouwen lantaarns voor het Plaza Real. Misschien minder bekend is, dat de tegels in de trottoirs van de Passeig de Gracia naar een ontwerp van Gaudí zijn.

gaudi

Lantaarns van Pere Falquès

Langs de Passeig de Gracia staan mooie lantaarns met aan de onderkant bankjes met mozaïek (trencadis). Deze lantaarns worden vaak abusievelijk aan Gaudí toegeschreven, omdat ze de kenmerken van de “modernista” hebben. Zij zijn echter aan de hand van de architect Pere Falquès.

Een huis dat een kunstwerk werd.

De oorsprong van Casa Batlló gaat terug tot 1877. Toen bouwde Emilio Sala Cortés een huis aan de Passeig de Gracia. In 1903 werd dit huis eigendom van Josep Batlló y Casanovas, een rijke industrieel. Hij gaf Gaudí, toentertijd een bekend architect in Barcelona, opdracht het huis te verbouwen. Oorspronkelijk wilde men het gehele huis afbreken, maar uiteindelijk koos men voor een grondige verbouwing.
Gaudí leefde zich tussen 1904 en 1907 uit om van het gebouw van binnen en van buiten een kunstwerk te maken. Hij genoot van zijn opdrachtgever alle vrijheid bij het ontwerp en ondervond geen financiele beperking bij de uitvoering.
Gaudí gold als een “modernista”. Hij bouwde niets rechttoe rechtaan. Hij maakte veel gebruik van organische elementen en hij schuwde niet naar voorbeelden te werken vanuit de natuur, dan wel vergelijkingen te zoeken met allegorische voorstellingen. Zo zien velen in de dakconstructie de bovenrug van een draak met schubben. Terwijl het torentje de lans van Sint Joris voorstelt. Vandaar de lokale benaming Casa del Drac (huis van de draak).  In de volksmond wordt Casa Batllò ook wel aangeduid als Casa dels ossos (huis van de beenderen). De fragiele zandsteenzuilen in de voorgevel van het gebouw suggereren de vorm van een skelet.
Gaudí maakte veel gebruik van gebroken keramiek (trencadis) en glas als mozaïek. De geheimen van zijn ontwerpen werden door Gaudí nooit prijsgegeven.
Natuurlijk werkte Gaudí niet alleen. Hij werkte niet volgens tekening, maar volgens door hem gemaakte schetsen en modellen. De rest had hij in zijn hoofd. Hij moest dus voortdurend bij de bouw aanwezig zijn. Hij had wel drie vaste assistenten, die werk van hem overnamen. Verder werkte hij samen met Josep Maria Jujol, een beeldhouwer, die vooral meewerkte aan de voorgevel.
Tegenwoordig is Casa Batlló eigendom van de familie Bernat (bekend van de ChupaChup-lollies). In 2002 werd het gebouw opengesteld voor het publiek.
In 2003 heeft de familie het pand wegens bedrijfsverliezen met een hypotheek moeten belasten. De geschatte waarde van het pand is 70 miljoen.

gaudi

Topgevel met dak en toren

De belangrijkste kenmerken van het gebouw

De voorgevel

gaudi

Voorgevel van Casa Batlló

De onderste drie verdiepingen hebben een uitbouw van zandstenen sculpturen en kolommen. Het zandsteen was afkomstig van de Montjuich.  De kolommen lijken op een skelet, vandaar de volksbenaming Casa dels ossos. Het Bestuur van Barcelona was niet al te gelukkig met het ontwerp. Gaudí werkte niet volgens tekening en dat maakte de aanvraag voor een vergunning moeilijk.  De bouw werd zelfs stilgelegd, omdat de vergunning ontbrak. Maar het werk was al zover gevorderd, dat Josep Batlló vergunning vroeg om de benedenverdieping te verhuren aan een antiquair. De derde en vierde verdieping waren beschikbaar voor huurders.

gaudi

Verdieping van de Sala Planta Noble

De eerste verdieping, de Sala Planta Noble, was in gebruik als woonruimte voor de familie Batlló. De voorgevel wordt gekenmerkt door een groot centraal raam. Ook al weer omrand door zandstenen sculpturen.
De tweede verdieping werd gebruikt als slaapruimte voor de familie Batlló. Nu is deze verdieping aangeduid als Sala Jujol in gebruik als museum van Gaudí meubelen.
Over de derde en vierde verdieping hebben we al gehad. De voorgevel van deze verdiepingen wordt gekenmerkt door het gebruik van gebroken gekleurd glas en polychrome keramieke schijven. Vanaf de straatkant geeft dit mooie effecten. De effecten worden bovendien nog versterkt door de gewelfde constructie van de gevel, aangebracht met behulp van mortel. Het verhaal gaat dat Gaudí vanuit de straatzijde aanwijzingen gaf, hoe het gekleurd glas en de polychrome schijven diende te worden aangebracht.

De voorgevel sluit af met de zolder en het dak. Op de zolder zijn boogconstructies aangebracht om het dakterras te ondersteunen. Deze bogen varieren in grootte, zodat het dakterras verschillende niveaus heeft. Op het dakterras zijn de schoorstenen bekleed met mozaïek van gebroken keramiek en glas (zie foto).

gaudi

Schoorstenen op dakterras

Het interieur

Wanneer men de hal betreedt, dan valt meteen de slingerende trap naar de eerste verdieping op. De trap verdwijnt in een schelpvormig plafond. De overige verdiepingen zijn overigens ook voorzien van mooie trappen.
De eerste verdieping, de Sala Planta Noble, was de woonruimte van de familie Batlló. Gaudí is hier royaal te werk gegaan. Het centrale raam aan de voorzijde is voorzien van gekleurd glas, dat naarmate het daglicht vordert verschillende effecten heeft. De deuren en kozijnen zijn van bewerkt hout. In het plafond een mooie lamp van metaal en glas (zie foto).
De volgende verdieping was voor de slaapruimten van de familie. Nu wordt die verdieping aangeduid als Sala Jujol en is in gebruik als museum. Beide verdiepingen zijn opengesteld voor het publiek. De volgende verdiepingen zijn in gebruik van huurders en niet voor het publiek toegankelijk.

gaudi

Ornamentale lamp

Een belangrijk aspect aan de bouw is, dat Gaudí midden in het gebouw een lichtschacht ontwierp in de vorm van een patio, aan de bovenzijde afgedekt met twee lichtkoepels. De hele schacht is betegeld met boven donkerblauwe tegels. Naar beneden toe worden de tegels steeds lichter, tot uiteindelijk wit. Zo wordt het licht binnen het gebouw het beste gereflecteerd. Elke verdieping kijkt door ramen uit op deze patio. Van boven naar beneden worden de ramen per verdieping steeds groter om zoveel mogelijk licht binnen te krijgen. Gaudí dacht aan alles.

Manzana de la Discòrdia

gaudi

Casa Lleò Morera

De huizenblok langs de Passeig de Gracia, waarin Casa Batlló is opgenomen, wordt aangeduid als ‘Manzana de la Discòrdia’ (huizenblok van de verscheidenheid). Dit omdat er diverse huizen zijn opgenomen die door drie verschillende architecten zijn gebouwd of gerenoveerd. Elk gebouw in een andere stijl, vandaar de verwijzing naar de verscheidenheid. Op Passeig de Gracia 35  is de Casa Lleò Morera gevestigd, gebouwd door de architect Domènec i Montaner (zie foto). Iets verderop, naast Casa Batlló, ligt de Casa Amatller, ontworpen door de architect Puig i Cadafalch. Toen wij in 2009 in Barcelona waren, stond de voorgevel van dit huis helaas in de steigers.

Deze slideshow vereist JavaScript.