Park Güell
Historie van Park Güell
De historie van Park Güell begint bij Eusebi Güell i Bacigalupi (1846-1918). Eusebi Güell, een Catalaans ondernemer, werd in 1911 door zijn benoeming tot graaf in de adelstand verheven. Güell werd met zijn vermogen een mecenas op het gebied van architectuur en kunst. Güell had respect voor het werk van Gaudí en stimuleerde hem met zijn opdrachten. Beiden hadden veel gemeen, Catalaan, gelovig katholiek en liefhebber van architectuur en kunst.
Güell was een bereisd man. Op zijn reizen naar Engeland maakte hij kennis met landschapsparken en ‘garden-city’s’. Hij bezat in Barcelona in de wijk Gracia twee grote stukken land op de Munanya Palada (kale berg), zo genoemd omdat er nauwelijks begroeiing was. Güell stelde zich voor, dat hij daar een elite-wijk in het landschap kon bouwen en gaf Gaudi in 1900 daartoe opdracht. Het hele complex zou zo worden ingedeeld, dat er 60 woningen konden worden gebouwd op 60 percelen in pastillevorm, aangepast aan de hellingen van de heuvel.
Vanwege de vergelijking met de Engelse garden-city’s werd Park Güell met het Engelse Park aangeduid. De Catalanen bleven hardnekkig spreken van Parc Güell.
Gaudi dacht meer aan een landschapspark en concentreerde zich hierop. Hj wilde zoveel mogelijk gebruikmaken van de natuurlijke omstandigheden. Om het land te ontzien, bouwde hij viaducten om de wegen begaanbaar te maken voor koetsen. De kolommen van die viaducten bekleedde hij met stenen uit de omgeving om ze zo weinig mogelijk te laten opvallen. In totaal kwam er 3 km weg, met voor de koetsen een helling van 6% en voor de voetgangers tot 12%.
De verkoop van de percelen wilde niet zo vlotten. Twee percelen werden verkocht aan de Trias-familie. De familie bouwde hierop het Casa Marti Trias i Domènech. De architect was Juli Batllevell i Arús. Een perceel werd in 1904 bebouwd als modelwoning. De architect hiervan was Francesc Berenguer i Mestres. Aangezien er geen belangstelling voor was, adviseerde Güell Gaudí om het zelf te kopen. Gaudí was een verstokte vrijgezel en hij betrok in 1906 de woning, samen met zijn 93-jarige vader, die in datzelfde jaar nog stierf, en zijn nichtje Rosa Egea i Gaudí, een dochter van zijn zuster. Gaudí had zich haar lot aangetrokken, aangezien haar drankzuchtige vader niet voor haar kon zorgen. Rosa Egea i Gaudí stierf in 1916.
Waarom het niet zo lukte met de verkoop van de percelen is niet zo duidelijk. De huizen waren bedoeld voor de elite van Barcelona. Misschien hadden deze geen vertrouwen in de aanleg van de noodzakelijke voorzieningen, zoals water en elektriciteit, alsmede in de aanleg van wegen. Misschien zagen ze op tegen de moeilijke toegankelijkheid door de hellingen. Anderen waren misschien huiverig, omdat Gaudí voor veel vreemde architectonische verrassingen had gezorgd.
In 1914 werd het project door Güell gestopt. Hij woonde in het park in La Casa Güell, dat eerder voor hem was gebouwd. Park Güell beschouwde hij als zijn tuin. La Casa Güell is nu een schoolgebouw.
Gaudí leefde in het huis tot enkele maanden voor zijn dood in 1926. Hij was bezig met de bouw van de Sagrada Familia. Dat slokte hem zo op, dat hij een werkkeet betrok op de bouwplaats.
Na zijn dood vermaakte hij het huis aan het Bestuur voor de Bouw van de Tempel van de Sagrada Familia (La Fundació de la Junta Constructora del Temple Expiatori de la Sagrada Familia). De bouw hiervan kon alleen doorgaan door giften, waarop het Bestuur het huis verkocht aan het Italiaanse echtpaar Francesc Chiappo Arietti uit Turijn. In 1960 verkocht het echtpaar het huis aan de l’Associació d’Amics del Parc Güell . Deze groep gaf het gebouw in 1963 de functie van museum. In 1992 kwam het huis weer in het bezit van het Bestuur voor de Bouw van de Tempel van de Sagrada Familia.
Het huis heet nu Casa Museu Gaudí. Het is momenteel museum van meubilair en objecten van Gaudí, alsmede objecten van een aantal van zijn medewerkers. Het huis wordt ook wel eens aangeduid als ‘La Torre Rosa’.
Toen Güell in 1918 stierf verkochten zijn erfgenamen Park Güell aan de Stad Barcelona. Deze stelde in 1922 het park open voor het publiek. In 1969 werd Park Güell door het stadsbestuur van Barcelona als monument verklaard en opgenomen in de lijst van Historisch Patrimonium. Er was een discussie ontstaan om in het park een groot hotel te bouwen. Dit was niet naar de zin van het stadsbestuur, weshalve de verklaring tot monument.
In 1984 werd Park Güell door de Unesco opgenomen in de Werelderfgoedlijst.
Tussen 1984 en 1994 werd er in het Park een grondige restauratie doorgevoerd.
Indeling van Park Güell
Het gehele park is omzoomd door een muur, afgedekt met trencadis (gebroken glas}. Er zijn zeven toegangspoorten. Bij de hoofdingang, gelegen aan de Carrer d’Olot, zijn twee medaillons op de muur aangebracht, waarin in trencadis de woorden Park, respectievelijk Güell zijn gevormd.
De smeedijzeren toegangsdeur is afkomstig van Casa Vicenç en in 1965 aangebracht ter vervanging van de houten deuren.
Aan weerszijden van de toegangspoort vinden we twee door Gaudí ontworpen gebouwen met een Hans- en Grietje-uitstraling. Deze paviljoens, in gebruik voor diensten en portierswoning, werden gebouwd in 1901 en 1902. Er zit niets rechtlijnig aan deze gebouwen.
Het kleinste paviljoen (Casa de l’Atanor) is afgewerkt met een 17 m. hoge toren, waarop een vierarmig kruis. Het grootste paviljoen (Casa l’Alquimista), de portierswoning, is afgewerkt met een koepel en schoorsteen in de vorm van een paddenstoel.
Vanuit de entree komt men bij het centrale gedeelte van het park. Onderaan begint een symmetrische dubbele trap met een tweetal platforms. De trappen omsluiten drie fonteinen, de onderste in de vorm van een grot, de middelste met een Catalaans embleem en een slangenkop, de bovenste in de vorm van een hagedis. Over deze fonteinen later meer.
Sala Hipóstila
De Sala Hipóstila, gebouwd tussen 1907 en 1909, was bedoeld om te fungeren als markt. Het geheel bestaat uit 86 Dorische zuilen. Er ontbreken vier zuilen. Op de vrije plaatsen in het plafond vervaardigde Josep Maria Jujol vier rozetten in mozaïek met symbolische afbeeldingen. Op een ervan is een slang te herkennen.
De kolommen zijn aan de onderzijde bedekt met mozaïek, aan de bovenzijde met steenkleurig mortel. De buitenste kolommen zijn schuin geplaatst, omdat dit beter de krachten opvangt en de massaliteit een minder streng karakter geeft. Nu wordt de ruimte van de Sala Hipóstila gebruikt door muzikanten. Het mozaïekwerk in het plafond is van Josep Maria Jujol.
Plaça del Teatre Grec
De kolommen dragen het Grieks theater (Plaça del Teatre Grec). Dit is een onverhard plein, gedeeltelijk rustend op de 86 Dorische zuilen en op een verharding in de heuvel. De oppervlakte van het Grieks theater is dus groter dan de oppervlakte van de Sala Hipóstila.
Het meest kenmerkend op het plein van het Grieks theater is de 110 m. lange bank. Deze met bogen naar binnen en bogen naar buiten slingerende bank omzoomd de hele voorkant van het plein. De bank is uitgevoerd in mozaïek van gebroken tegels en glas en is voornamelijk het werk van Josep Maria Jujol. De buitenste bogen worden ondersteund door kolommen (zie voorgaande foto). De oppervlakte van het plein is 3000 m2.
Een andere bijzonderheid is, dat het plein een functie vervult in de watervoorziening van het park. Het regenwater wordt onder de onverharde bovenlaag verzameld en via de Dorische zuilen, die hol zijn uitgevoerd, in een bekken van 1200m3 onder de Sala Hipóstila opgevangen. Dit opgevangen regenwater dient voor de fonteinen en voor de bevloeiing van het park.
De bank is over de hele lengte uitgevoerd met hobbels. Het verhaal gaat dat Gaudi een naakte werkman had laten plaatsnemen in natte klei. Zijn afdruk was de mal voor deze hobbels. De hobbels hebben waarschijnlijk een functie om het regenwater van de banken af te voeren naar gaten, die uitmonden in waterspuwers.
Turo de les tres Creus
Op het hoogste punt van de heuvel staat een monument. Het is een ronde berg stenen, met wederzijds trappen, geïnspireerd door de vondst van historische grotten op het terrein. Op de top van de berg staan drie kruizen, een groot en twee kleine. De oorspronkelijke kruizen werden in de Spaanse burgeroorlog vernield.
Pórtico de la Lavendera
Dit is een lange zuilengang met de beeltenis van een wasvrouw aan het begin. De hele gang, inclusief de schuine kolommen, is gemaakt van materialen verkregen uit de omgeving. De gang heeft het karakter van een kloostergalerij.
Symboliek van Park Güell
Gaudí had oorspronkelijk voor de entree een poort gemaakt, bediend door twee mechanische gazellen. De gazellen verwezen naar de jonkgeliefden in de Joodse poëzie, gehanteerd in de streek Catalonië. Deze poort werd tijdens de Spaanse burgeroorlog vernield en in 1965 vervangen door de smeedijzeren poort, afkomstig uit Casa Vicenç.
De portiersloge (Casa de l’Alquimista) is bekleed met een schoorsteen in de vorm van een paddenstoel. Sommigen menen dat Gaudí hiermee verwees naar de hallucinogeen zwam de ‘Amamita’, die hij had ontdekt op zijn lange bergwandelingen. Gebruik van de zwam kon een veranderde staat van bewustzijn en een overgang naar een andere realiteit veroorzaken. Bevond Gaudí zich in een dergelijke staat bij het ontwerpen van zijn kunstwerken.
De dienstenwoning (Casa de l’Atanor) is bekroond met een toren met een vierarmig kruis. Dit kruis stelt de vier windstreken voor.
Boven de fonteinen staat een driepoot structuur met binnenin een ruwe ongepolijste steen. Deze opstelling verwijst naar de smeltoven in de alchemie.
Over die fonteinen valt meer te vertellen. Het zijn er drie boven elkaar, die elk verwijzen naar Catelaanse gebieden. De onderste naar het zuidelijk-Catelaanse gedeelte in Spanje, de middelste naar Catelonië, en de bovenste naar het noordelijk-Catelaanse gebied in Frankrijk.
De onderste fontein is uitgevoerd als een grot met de symbolen van een kompas en een cirkel, respectievelijk verwijzend naar de architectuur en de wereld.
De middelste fontein in de vorm van een cirkel, verwijst naar het Catalaans wapen, omringd door bloemen en zaad van eucalyptus. In het midden is een slangenkop, waarvan men aanneemt dat deze verwijst naar de bronzen slang, die Mozes met zich meevoerde bij zijn tocht met de Joden door de woestijn. Deze slang moest de Joden beschermen tegen giftige slangen.
De bovenste fontein is uitgevoerd in de vorm van een hagedis als symbool van de stad Nîmes, de stad waarin Güell opgroeide. De hagedis zou een verwijzing kunnen zijn naar Python de bewaker van de onderaardse wateren. De hagedis spuwt water vanuit een bekken onder de Sala Hipóstila.
De Dorische zuilen van de Sala Hipóstila verwijzen naar de Dorische zuilen van de Tempel van Apollo uit Delphi. In het plafond van de Sala Hipóstila is een medaillon met een symbool van Amra, een logo gebaseerd op de Keltische spiraalmotieven. en een medaillon van Jujol in het plafond verbeeldt een slang.
Het dak van de Sala Hipóstila (Plaça del Teatre Grec) verwijst naar het Grieks theater. De kronkelige bank wordt in verband gebracht met een zeeslang.
Gaudí bouwde om het terrein beter begaanbaar te maken voor koetsen viaducten elk met een eigen stijl. Als bijzonderheid geldt dat de kolommen zijn bekleed met stenen uit de omgeving, waardoor zij in het landschap opgenomen lijken. De kolommen lijken op palmbomen, die uit de grond ontspringen.
Het laagste viaduct (Viaducto del Museo) is in gotische stijl; het middelste viaduct (Viaducto del Algarrobo) is in barok stijl en het bovenste viaduct (Viaducto de las Jardineras) is in romaanse stijl. Het laatste viaduct is misschien wel het mooiste.
Langs de Rozenkransweg liggen bollen, die verwijzen naar de kralen van de rozenkrans.
De berg op het hoogste punt met de drie kruizen (Les tres Creus) verwijst naar de Mont Calvari (Berg van Calvarie).