Tag Archives: boorsem

Kal Plat

12 nov

Bevorderen van het spreken van Limburgs dialect

Waar gaat het vaak over

Inleiding

Het is opvallend dat de laatste tijd steeds meer wordt aangedrongen op het spreken in het Limburgs dialect. Alsof men bang is, dat dit in de loop van de tijd verloren gaat. Vandaar de aansporing ‘Kal Plat’ (praat dialect). En dat geldt niet alleen voor de Limburgers onderling, maar ook de lagere overheden en de provincie moedigen dit aan. Al zal hier het gebruik van het  Limburgs dialect op informele wijze plaatsvinden, dus voornamelijk mondeling. De officiële taal blijft uiteraard het Nederlands.

Men heeft de neiging om ‘vals plat’ in plaats van ‘Kal Plat’ te schrijven. Vals plat wordt door de Belgen gebruikt om in de wielrennerij een langzaam oplopende weg aan te duiden. Trouwens de Belg spreekt ook over ‘plat water’, waarmee bronwater zonder prik wordt bedoeld, Spa-blauw dus. De Limburger gebruikt het woord ‘plat’ voor zijn dialect. Maar niet alleen de Limburger, in Aken wordt ‘Öcher Plat’ gesproken en in Maasmechelen (België) spreekt men ‘Plat Mechels’.
Niet in Maastricht, daar spreekt men de ‘Mestreechter Taol”. ‘Plat Mestreechs’ is daar weer wat anders, zoals we verderop zullen zien.

Kal Plat

Facebook
Zelfs de sociale media worden gebruikt om het hanteren van het Limburgs dialect te bevorderen. Zo is er de Page ‘Kal Plat, waar eenieder berichten, tekeningen, foto’s en filmpjes over het Limburgs dialect kwijt kan. Er wordt veelvuldig gebruik van gemaakt.

Een andere Page heeft een lange naam en noemt zich ‘Ich kal plat en steit dig dat nit aan duij ich dich een oug oet’. Dat is wel een hele agressieve manier om het Limburgs dialect te promoten. Ook zonder de aanmoediging ‘Kal Plat’ praten mijn vrouw en ik, alsmede de kinderen Limburgs dialect met elkaar. En als iemand dat niet kan, of om de een of andere reden niet wil, dan respecteren we dat.
Bovendien staan wat foutjes in de naam, zoals het  gebruik van dig en dich en ‘een oug’ moet in het Limburgs ‘ein oug’ zijn.

Campagne
Onlangs is de gemeente Eijsden – Margraten gestart met een campagne ‘Kal Plat’, onder auspiciën van de Veldeke Stichting en met steun van de Provincie Limburg.

Waar gaat het vaak over?

Lichaamsdelen
Onlangs las ik in het Historisch Jaarboek voor het Land van Zwentibold, jaargang 1983, een artikel van prof. dr. A. Chorus, getiteld: TYPEN VAN LEVENSSTIJL BINNEN EEN LIMBURGSE FAMILIE ROND 1900. Prof. Chorus was tot 1979 gewoon hoogleraar psychologie aan de Leidense universiteit. In dat jaar ging hij met emeritaat. Hij was in 1909 geboren in Munstergeleen (Limburg). Na zijn emeritaat schreef hij artikelen over mensen uit Munstergeleen of over Limburgers in het algemeen.
Het betreffende artikel gaat over een Munstergeleense familie, namelijk de nazaten van Netje Kallen, geboren in 1844 in Munstergeleen. Hij begint zijn artikel met een spotversje over Netje Kallen en dat gaat als volgt:

Netje Kallen
waor gevallen
in e getske
op heur betske.

‘Getske’ is het verkleinwoord van ‘gats’ (smal pad) en ‘betske’ is het verkleinwoord van ‘bats’ (bil). Netje was dus gevallen op een van de paadjes van haar woonhuis naar het dorp. Het  versje werd ook nog gebruikt na haar dood, zodat de herinnering aan Netje Kallen bleef.
Prof. Chorus zal dit versje ergens van hebben overgenomen. Er staan een paar foutjes in. De uitgangs-n wordt in het Limburgs niet uitgesproken, dus het moet zijn ‘Kalle’ en ‘gevalle’. Nu is ‘kalle’ in het Limburgs ook praten, vandaar de uitdrukking ‘Kal Plat’.

In een eerdere weblog sprak ik over het Boorse dialek (dialect van het dorp Boorsem in Belgisch Limburg). Ik besprak daar een samenvatting van broer en zus Mathieu en Godelieve Opdenacker, die korte verhalen, spreuken en gezegdes in het Boorse dialek hadden verzameld.

Bij de gezegdes kwam de aanduiding ‘get op de plank höbbe’ voor. Hiermede worden de lichaamsdelen van een rondborstige dame bedoeld. Een gezegde, dat in de  contreien Obbeg (Obbicht) en Beeg (Grevenbicht) ook voorkwam.

Fecaliën

‘kakke’

Beginnen we met het woord ‘kakke’ (poepen). In mijn huidige woonplaats Maastricht wordt het woord ‘kakke’ wel gebruikt in spreekwoorden en gezegdes. Een zoektocht op de website ‘Mestreechter Taol’ levert een aantal resultaten op, waaronder:
“Dee gelök heet, hoof mer in z’n hand te kakke, daan heet ‘r ‘n’ vlaoj” (een geluksvogel dus).

‘sjiete’

Nemen we het woord ‘sjiete’ (schijten), minder net dan ‘kakke’, dat komen we vaak in het Limburgs dialek tegen.  In het verhaal van Mathieu en Godelieve Opdenacker vond ik het gezegde: “Strònt, wëe hèèt dich gesjete?” (van wie is die stront?). Een uitdrukking, die ook in de contreien van Obbeeg en Beeg voorkwam.
Het verhaal is rijkelijk geïllustreerd met tekeningen, zo ook van voorgaand gezegde. Ik wil jullie die niet onthouden.

knipsel-kal-plat-2In de woordenlijst van het Gelaens (Geleens) dialek, te vinden op de website van de Limburgse dialecten, komen 115 gezegdes voor. De eerste luidt:
– Aan de diarree zijn wordt in het Gelaens ‘Aan de sjiet zin’. Heel toepasselijk dus.

Ook op de website Mestreechter Taol komen bij het zoekwoord ‘sjiete’ 22 resultaten voor, waaronder:
– Alles is meuglek, mer neet ‘ne naakse in z’n brook sjiete (niet alles is mogelijk). Hierop bestaat een variant ‘ne naakse in z’n tes pisse (een naakte in zijn broekzak plassen).

‘pisse’

Hierbij zijn wij bij het woord ‘pisse’ (plassen). In de Kirchröadsjer Dieksiejoneer (Kerkraadse Dictionaire) vond ik het versje:

Andris, pis in de kis
Pis derneëver, krieste e sjtuk leëver.

De betekenis hiervan heb ik niet kunnen achterhalen. Als iemand dat weet, houd ik mij aanbevolen.

Ook op de website Mestreechter Taol komen bij zoeken naar ‘pisse’ resultaten voor. Een heb ik er voorgaand reeds genoemd. Een andere was:
– Alle bate helpe zag de begijn en ze pisde in de zie (alle kleintjes helpen), ‘zie’ is zee.

Op de Facebook-page met de lange naam, vond ik een toepasselijke tekening

knipsel-kal-plat-1‘opsjöpper’ betekent opschepper en ‘Nein maan…. neerstein’ staat voor Nee man…nierstenen

In de Inleiding had ik het over ‘Plat Mestreechs’. Om dit te illustreren, volgt hier een waar gebeurd verhaal, mij verteld door een rasechte Maastrichtenaar z.g. Het verhaal gaat als volgt: Op de Boschstraat in Maastricht had een huisarts zijn praktijk. Hij had ook patiënten uit een volkswijk, gelegen achter de Boschstraat. Op een zekere dag wordt aan de deur gebeld. De dokter doet open, staat er een jongetje aan de deur, laten we hem maar Lowieke noemen, duidelijk afkomstig uit de volkswijk. Het jongetje zegt: “Menier de dokter, heij is de zeik van meer” (Meneer de dokter, hier is de plas van moeder). De dokter is geaffronteerd door deze taal. Hij weet, dat Lowieke nog een ouder broertje heeft en hij zegt: “Had Sjengske dat niet kunnen brengen”, waarop Lowieke riposteert met: “Nei menier de dokter, dae is te astrant in z’n moul” (neen meneer de dokter, die is te brutaal met zijn mond). Het kon dus nog platter.
Toelichting: In Maastricht werd indertijd in veel gegoede families Frans gesproken. Het woord ‘mère’ voor moeder werd ook door niet-Franssprekende families overgenomen. In de volkswijken maakte men daar ‘meer’ van.

Epiloog

De aansporingen ‘Kal plat’ en ‘Ich kal plat’ zijn natuurlijk leuk en zullen wel een effect hebben. Op internet werd de vraag gesteld: “Kal plat, charmant of irritant”. Ik zou zeggen, beide. Er zullen altijd voor- en tegenstanders zijn. ‘Kal plat’ is alleen zinvol, wanneer je het dialectspreken beheerst. Aan de niet-dialectspreker gaat deze aansporing voorbij, tenzij hij of zij, ingeburgerd in Limburg, het dialect wel wil leren.
Het gaat erom, wat de jeugd doet. Vroeger hoorden de kinderen hun ouders dialect praten, onderling en tegen de kinderen. Tegenwoordig met de koptelefoon op, of spelend met de iPhone horen ze dat niet meer. Ze horen vaker Engels, dan Nederlands, laat staan dialect.
Ik ben benieuwd op welke doelgroep de campagne van Eijsden-Margraten zich richt. Wordt de jeugd hierbij betrokken.

Maastricht, 12 november 2016
Pierre Swillens

Limburgse dialecten (deel 3)

9 jan

Spelling 2003

Dialect van Boorse (Boorsem)

Spelling 2003

In 1997 werd het Limburgs door de Nederlandse regering officieel erkend als streektaal. Zij deed dit op grond van het ‘Europees Handvest voor streektalen en talen van minderheden’ van de Raad van Europa (Straatsburg, 1992). Het Limburgs kent echter geen uniforme vorm en in dat kader zijn de ‘dialecten’ plaatselijke varianten van de streektaal Limburg (zie ‘ Wat is Limburgs’, http://www.willydolsstichting.nl).

Om de variantie in dialectvormen te reguleren door het schrijven in een uniforme spelling is de Vereniging Veldeke al vanaf 1952 bezig met een uniforme spelling voor de Limburgse dialecten. De officiële erkenning als streektaal in 1997 zal de behoefte aan een uniforme spelling nog groter hebben gemaakt.

In 2003 werd de ‘Spelling 2003 voor de Limburgse dialecten’ gerealiseerd door de Radboud Universiteit Nijmegen.
Deze spelling werd geschreven door:
dr. Pierre Bakkes, streekfunctionaris van de Raod veur ’t Limburgs;
dr. Herman Crompvoets;
Jan Notten;
Frank Walraven.
De drie laatsten hadden zich ook al beziggehouden met de Veldeke-spelling.
De spellinggids ‘Spelling 2003′ werd aangenomen door de Raod veur ’t Limburgs en bevestigd door het Hoofdbestuur van Veldeke Limburg (zie
http://www.limburgsespelling.nl).

Overzicht tekens

Op de website van LimburgseSpelling (zie hiervoor) is een overzicht te vinden van de tekens, die zij gebruiken bij de spelling van Limburgse dialecten. Deze tekens zijn gebaseerd op de Spelling 2003 voor de Limburgse dialecten.
De tekens worden gebruikt om de variaties in de uitspraak van de Limburgse dialecten op een uniforme wijze weer te geven. Hierbij wordt gebruik gemaakt van enkelvoudige klinkers, samengestelde klinker en samengestelde medeklinkers, zoals gk en sj/zj. Door gebruikmaking van diakritische tekens wordt hier uitbreiding aan gegeven, zoals de ö in ‘pötje’ (potje) en in ‘höbbe’ (hebben).

Een voorbeeld van samengestelde klinkers is de combinatie ao in ‘paol’ (paal) en ‘taofel’ (tafel). Voor de uitspraak van het verkleinwoord van ‘paol’ , nl. ‘päölke’ (paaltje) wordt het tremateken gebruikt. Dit tremateken wordt ook gebruikt om het meervoud van ‘paol’, nl. ‘päöl (palen) aan te geven. Wij hebben dus ‘paol’, ‘päöl’, en ‘päölke’. Bij het meervoud van ‘päölke’ wordt er gewoon een s achter gezet, dus ‘päölkes’.

Eenvoudig is de spelling van Limburgse dialecten niet. En dan beperk ik mij nog alleen tot het Nederlands Limburgs. Bij het Belgisch Limburgs kennen ze er ook iets van, zie het volgende over het dialect van Boorse (Boorsem).

Dialect van Boorse (Boorsem)

Voor degene, die de rit tot nu toe heeft uitgezeten, hou vol, het leukste komt nog. ‘Surfend’ op internet kwam ik een verhaal tegen, getiteld ‘De Juddde van Boorse’ (De Joden van Boorsem). Dit verhaal is grotendeels geschreven in het dialect van Boorse door broer en zus Mathieu en Godelieve Opdenacker. De titel van het verhaal is ontleend aan de bijnam van de inwoners van Boorsem, nl. ‘De Judde’.

Mathieu Opdenacker schrijft dat hij het Boorsems dialect fonetisch weergeeft en gebruikt ook diakritische tekens, zij het in mindere mate dan de Nederlands Limburgse spelling. Zo schrijft hij ‘peoulke’ (paaltje) in plaats van het Nederlands Limburgs ‘päölke’. Zo schrijft hij ook ‘verheoulke’ (verhaaltje). Ik neem aan dat de uitspraak hetzelfde is als in Nederlands Limburg.

‘De Judde van Boorse’ bevat verhaaltjes, spreuken, gezegdes en liedjes in het dialect van Boorse. Mathieu Opdenacker noemt dit ‘Maaslands’ en opteert, dat dit verstaanbaar is aan beide zijden langs de Maas tot Tegelen en Venlo toe. Boorsem ligt in Belgisch Limburg, dicht bij de Maas, een tiental kilometers ten Noorden van Maastricht. Boorsem behoort tot de fusiegemeente Maasmechelen.

Wat mij vooral opviel, was dat het Boorse dialect veel overeenkomsten heeft met het dialect, dat in Obbicht en Grevenbicht wordt gesproken. Ik kwam gezegdes en liedjes tegen, die ik pakweg zo’n vijfentachtig jaar geleden reeds in Obbicht hoorde, zoals de vergelijkingen:
– ‘zoea zaat ès ’n schöp’ (zo zat als een schop);
– ‘zoea meug ès ’n maaj’ (zo moe als een made);
– ‘slaope wi~j ‘nen os’ (slapen als een os).

Verder ‘Juddekal’ (Jodenpraat), zoals
Jeezus zei tot zijn dissipele: Wèè geine fits hèèt dèè mot mèèr tippele (die geen fiets heeft, moet maar lopen).

Ook ‘sjèèle zeiver’ (schele prietpraat), zoals:
– ‘get op de plank höbbe’ (vrouw met flinke borsten);
– ‘stront wèè hèèt diech gesjete’ (van wie is die stront?).

Leuk is de vervanging van het gezegde: ‘Dat ès loead um awd iezer’ (dat is lood om oud ijzer) door ‘Dat ès met ei gaat ’n anger völle’ (dat is met een gat een ander gat vullen).

Ook opvallend zijn de overeenkomsten in de door Godelieve verzamelde herkenbare liedjes, zoals:

Jan Pierewit, Jan Pierewit
Jan Pierewit zien vrow
haw ’n humme aan
haw ’n humme aan
zoea zwart es de sjow

Een ander voorbeeld in de vorm van een versje:

Gank nao de Mert
kaup diech ’n koo
stök van de leever
stök van de pens
kielewielewiele wens

Dit laatste versje leerden onze ouders ons in onze kinderjaren. Je moest een hand ophouden met de handpalm naar boven. Dan klopten ze op de hand onder het uitspreken van het versje, waarbij bij de laatste regel in de handpalm werd gekieteld.
Niets nieuws onder de zon en ook geen oude koek. Ik zie mijn vrouw het versje nog af en toe doen met de achterkleinkinderen

Pierre Swillens

Naschrift: Natuurlijk heb ik maar een kleine greep kunnen doen uit ‘De Judde van Boorse’. Wie meer wil lezen, kan het verhaal dowloaden in PDF-formaat vanaf de website: http://mathieu.opdenacker.org/maaslands/judde/