Mooie woorden in het Limburgs dialect
Letterbak van Wim Kuipers
Wat zegt de Limburger tegen ‘zakdoek’?
Laatst las ik in de bundel ‘Letterbak: Moeles van de sjalevaeger, aan de hand van Wim Kuipers, uitgegeven in 1999. Wim Kuipers schreef korte verhalen over taal en Limburgs dialect in het dagblad De Limburger. Deze verhalen werden gebundeld in een Letterbak, zoals in deze.
Hij schrijft in een van die verhalen over mooie woorden in het Limburgs dialect, zoals ‘sjottelsplak’ (vaatdoek) en ‘tesseplak’ (zakdoek). Hij schrijft erbij, dat voor dit laatste in het Limburgs dialect ook wel ‘maalplak’ wordt gezegd. en dat kwam mij bekender voor. Ik weet uit mijn vroege jeugd, dat mijn vader een ‘maalplak’ had. Die haalde hij uit zijn ‘maal’ (broekzak).
Toentertijd hadden alleen mannen een ‘maalplak’. Vrouwen hadden waarschijnlijk wel een zakdoek, maar geen ‘maalplak’. Zij hadden immers geen ‘maal'(broekzak). Kinderen hadden ook geen ‘maalplak’. Zij werden wel eens uitgenodigd de ‘maalplak’ van de vader te gebruiken.
Ik kan mij herinneren – ik was toen misschien 10 jaren oud – dat ik elke week bij Tant Maria (zus van mijn vader) De Lach ging lezen. Tant Maria had een aangenomen zoon en die was tamelijk verwend. Hij werd door haar ‘de jóng’ genoemd, ook nog toen hij al een baan had bij de Staatsmijnen. Die ‘de jóng’ was geabonneerd op De Lach, toentertijd een pikant blad. ‘De jóng’ werkte op zaterdag en ik wist dat de postbode ’s zaterdags De Lach bracht. Daar mocht ik van Tant Maria in bladeren, als ik maar niet de indruk gaf, dat in het blad gebladerd was, anders werd ‘de jóng’ boos.
Ik bladerde, staand aan de keukentafel, terwijl Tant Maria in de woonkamer aan het rommelen was. Zij hoorde mij voortdurend snuiven en zij sprak toen de legendarische woorden: ‘höbste geine sjnoefplak’ (heb je geen zakdoek?). Die had ik niet, dus ik ging maar gewoon door met snuiven.
Haarinkele
Een ander mooi woord, dat Wim Kuipers noemt, is ‘haarinkele’. Zonder dat ik zijn verdere uitleg gelezen had, wist ik wat hij daarmee bedoelde, omdat het mij ook al eens overkomen was.
Hij legt uit dat vroeger de kinderen vaak klompen droegen en dat het wel eens gebeurde, dat bij het rennen met de ene klomp de binnen enkel van de andere voet werd geraakt. met als gevolg dat deze werd ontveld.
Wim Kuipers legt ook uit waar volgens hem het woord ‘haarinkele’ vandaan komt. ‘Inkele’ is duidelijk, dat is het Limburgs woord voor ‘enkels’. ‘Haar’ komt volgens hem van ‘haare’ (slijpen). De enkel wordt door de klomp ‘gehaard’, je slijpt bij de enkel het vel eraf.
Dit bracht mij op een andere anekdote uit mijn jeugd. Ik heb het al eens eerder in een blog verteld, maar het is nu weer toepasselijk.
Ik denk dat ik een jaar of vijf oud was en ik was bij mijn grootvader (van vaderszijde) op vakantie. Hij was mijn peter en naamgever, dus hij kon mij wel hebben. Hij was wat je noemt een ‘keuterboer’, een koe, een varken, wat kippen en wat land. Op een dag nam hij mij mee, omdat hij op een stuk land gras wilde maaien. Dat gras werd verwerkt tot hooi voor de koe. Hij vertrok met een handzeis en een koehoren met water en een slijpsteen. De koehoren bevestigde hij aan zijn broekband.
Bij het weiland aangekomen, hing hij de koehoren aan een draad van de omheining en begon te maaien. Na een tijdje moest hij zijn zeis ‘haare’ (slijpen) met behulp van de slijpsteen en het water in de koehoren. Terwijl hij bezig was met maaien, wilde ik de koehoren eens beter bekijken. Ik was daarbij zo onhandig om de koehoren om te keren, waardoor het water eruit liep. Toen grootvader opnieuw wilde ‘haare’ was er geen water. Hij keek mij bestraffend aan, maar ik deed alsof mijn neus bloedde.
Gelukkig was mijn grootvader een aardige man en hij maakte er verder geen woorden meer aan vuil. Het was toch al een man van weinig woorden. Hij mocht mij wel, maar nu even niet. Maar hij moest water hebben en dat was in geen velden of wegen te bekennen. Grootvader wist er iets op te vinden, hij was niet voor niets ‘keuterboer’. Hij draaide zich resoluut om, plaste in de koehoren en ging doodleuk verder met ‘haare’. Of het maaien beter verliep, weet ik niet. Het leek mij verstandig om verder van de koehoren af te blijven.
Ik vraag mij nu nog steeds af, waarom grootvader die koehoren met water van huis meenam. Tijdens het lopen, mocht hij het water immers niet morsen. Ik denk, dat hij dit al jaren deed en dat zijn vader hem misschien dat geleerd had. Plassen deed je alleen in noodgeval.
Maastricht, 11 augustus 2016
Pierre Swillens
Naschrift: ‘jóng’ wordt in het Limburgs dialect niet uitgesproken met de ‘o’, zoals in het Nederlandse ‘jongen’ en ook niet met de ‘u’, zoals in het Duitse ‘Junge’, maar met een klinker ergens daar tussen in. De klankkleur benadert wel het meest de uitspraak in ‘Junge’. Het verkleinwoord ‘jungske’ (jongetje) wordt uitgesproken met de ‘u’, zoals in het Nederlandse ‘hun’.