Hub was van alle markten thuis
Een overzicht van zijn beroepen
Inleiding
Hub was veelzijdig, misschien ook wel wispelturig. Hij kon niet stilzitten en deed vele dingen tegelijk. Zo begon hij na zijn militaire diensttijd als militair vlieger in 1932 aan een opleiding voor tandarts. Zijn studie bekostigde hij met gelden, die hij verdiende met zijn maandelijkse terugkeerdagen bij de Militaire luchtvaart. Die studie heeft hij niet afgemaakt, mogelijk doordat hij in 1933 door Albert Plesman als vlieger werd aangenomen bij de KLM.
Na zijn KLM-tijd, toen hij er genoeg van kreeg en verschillende collega’s verongelukten, begon hij in 1939 aan een studie medicijnen in Amsterdam. Hij was inmiddels in 1935 getrouwd met Catharina Elisabeth (Betta) Pernot, die hij al kende vanaf zijn jeugdjaren in Obbicht.
In die tijd moest je, om te kunnen trouwen in de leeftijd onder 30 jaar, de toestemming hebben van de ouders. Om een of andere reden kreeg Hub die niet. Hij verdiende een salaris als vlieger en mogelijk hadden zijn ouders dit nodig. Hub bleek niet voor een gat gevangen. Hij ‘schaakte’ Betta en trouwde met haar in 1935 in Londen. Hij deed dat tussen zijn vluchten door.
Hub als piloot.
Zoals gezegd in deel 1 genoot Hub zijn vliegeropleiding bij de Militaire luchtvaart. Door Albert Plesman was de KLM opgericht en deze maatschappij verzorgde o.a. de vluchten in de Indiëroute Amsterdam – Batavia. Plesman had hiervoor vliegers nodig en het is niet verwonderlijk, dat hij hiervoor piloten koos, die het militair brevet hadden behaald.
Zo werd Hub door hem aangenomen om als tweede piloot te vliegen op de Indiëroute en uiteraard voor andere vliegdiensten.
Het vliegen naar Nederlands Indië was in die tijd nogal een hele belevenis. Er werd alleen overdag gevlogen. Zo’n vlucht duurde 7 à 10 dagen, afhankelijk van de weersomstandigheden. Hub voerde tot mei 1938 zeventien vluchten uit als tweede piloot en van augustus 1938 tot juli 1939 zes vluchten als gezagvoerder.
Tijdens zijn eerste vluchten was Hub als tweede piloot meestal gekoppeld aan de gezagvoerder Piet Soer. Later zou Hub zijn belevenissen uit die tijd vastleggen in een boek: “PIET SOER en anderen van de oude Indiëroute”.
Piet Soer werd bekend, toen hij in 1933 als copiloot van Iwan Smirnoff mee vloog op de zgn kerstvlucht. Deze vlucht werd uitgevoerd met de Fokker F-XVIII ‘Pelikaan’. Zij vervoerden ook post in de vorm van kerst- en nieuwjaarswensen. Deze post moest op tijd arriveren, daarvoor was een vlucht in recordtijd nodig. Smirnoff en Soer slaagden hierin in vier dagen, hetgeen een enorme publiciteit opleverde.
Op 6 april 1935 stortte Piet Soer met de Fokker F-XVII PH-AFL ‘Leeuwerik’ neer nabij Brilon (Sauerland) tijdens een vlucht van Praag naar Amsterdam.
Aan de samenwerking met Piet Soer kwam toen een einde.
Een andere collega van Hub, Wim Beekman, was reeds eerder in 1934 verongelukt met de Douglas DC-2 PH-AJU ‘Uiver’.
De KLM had bij de Amerikaanse vliegtuigbouwer Douglas Aircraft Corporation, zeer tot ongenoegen van Fokker, een Douglas DC-2 besteld, die in de zomer van 1934 werd gebouwd. Het vliegtuig werd gedeeltelijk gedemonteerd en per schip naar Nederland vervoerd, alwaar het door de Technische Dienst van de KLM werd geassembleerd. Na een proefvlucht op 19 september 1934 raakte de KLM zo enthousiast, dat zij alsnog veertien DC-2’s bestelde, die bij Fokker zouden worden geassembleerd.
Het vliegtuig had een voor die tijd moderne aluminium constructie.
De Uiver raakte bekend door de deelname aan de MacRobertson London – Melbourne luchtrace van 20 tot 24 oktober 1934. De bemanning stond onder de leiding van de gezagvoerder Koene Dirk Parmentier.
De Uiver slaagde erin als tweede vliegtuig in Melbourne aan te komen. De bemanning had het voordeel, dat zij het traject Amsterdam – Batavia kende, naar vanaf Batavia naar Melbourne was het traject nieuw.
Even dreigde het op het laatste traject mis te gaan. In de nacht van 23 op 24 oktober kwam de Uiver boven Zuid-Australië in noodweer terecht, zodat er een noodlanding moest worden gemaakt op de renbaan te Albury. Parmentier had gevraagd om de renbaan door auto’s met hun koplampen te laten verlichten.
De volgende ochtend werd vertrokken. De grond van de renbaan was echter drassig geworden, zodat de plaatselijke bevolking de Uiver naar een droger gedeelte moest slepen (zie foto).
Onder achterlating van de bagage en de passagiers lukte het Parmentier om het toestel weer in de lucht te krijgen.
Daar de Uiver als een gewoon lijnvliegtuig aan de race had deelgenomen, werd het toestel in het handicapklassement als eerste gerangschikt.
Een lang bestaan bleef de Uiver niet beschoten. Op 20 december 1934 maakte de Uiver een tweede vlucht op de route Amsterdam – Batavia. Het was een extra vlucht, mede om de kerstpost te vervoeren. De vlucht stond onder de leiding van de gezagvoerder Wim Beekman.
Na een tussenstop in Caïro wilde Beekman wegens de slechte weersomstandigheden niet vertrekken, maar hij werd door de KLM-directie, waarschijnlijk vanwege de post, daartoe gedwongen. Door het slechte weer verongelukte de machine bij Ruthbah Wells in het Irakese deel van de Syrische woestijn. De vierkoppige bemanning, waaronder Wim Beekman, en drie passagiers kwamen hierbij om.
Ook Koene Dirk Parmentier kwam door een vliegongeluk om het leven. In de nacht van 20 op 21 oktober 1948 verongelukte hij met de Lockheed Constellation PH-TEN ‘Nijmegen’ nabij het vliegveld Prestwick in Schotland.
Hub als arts
Hub was reeds in 1939 te Amsterdam met de studie medicijnen begonnen. Na de inval van de Duitsers weigerde hij in 1943 om de loyaliteitsverklaring te ondertekenen. Mede omdat de Duitsers in 1943 de Nederlandse officieren weer in krijgsgevangenschap wilden interneren, trachtte Hub te vluchten naar Engeland. Zoals reeds gesteld in deel 1 werd Hub hierbij in Parijs door de Gestapo gevangen genomen en belandde hij uiteindelijk in kamp Neu-Brandenburg.
Ten tijde van zijn vlucht stond Hub vlak voor zijn doctoraal examen.
Na zijn bevrijding in 1945 pakte Hub zijn studie medicijnen weer op. waarna hij in 1947 in Amsterdam afstudeerde. Gedurende die tijd bleef Hub als piloot werkzaam, maar zijn hart lag niet meer bij de vliegerij. In 1948 voer hij als scheepsarts mee op de KNSM ‘Bonaire’, die voer op de Nederlandse Antillen. Hij kreeg toen een aanbod om op Curaçao een aantal jaren in een huisartsenpraktijk waar te nemen. In 1949 stopte Hub met actief vliegen en vertrok met zijn gezin naar Curaçao om zich daar te wijden aan zijn medisch beroep.
Na acht jaar in de huisartsenpraktijk vond Hub dit genoeg. Hij had inmiddels ook hartklachten gekregen, maar dit lette hem niet om in 1957 in Mexico een studie dermatologie en leprologie te beginnen. Omdat in Nederland andere criteria voor deze studie golden, zette hij in 1960 deze studie in Rotterdam voort. In 1963 studeerde hij hier af.
Tussendoor was Hub in 1962 aan de Universiteit van Utrecht gepromoveerd op het proefschrift ‘De Diffuse Lepra van Lucio en Letapi’.
Hub vertrok weer naar de Nederlandse Antillen, nu naar Aruba, waar hij zich vestigde als dermatoloog. Daar bleef hij tot 1973, waarna hij weer naar Europa terugkeerde.
Hij vestigde zich te Antwerpen(België), van waaruit hij als scheepsarts een aantal reizen maakte met de Holland-Amerika lijn. Tussendoor bekwaamde hij zich in de acupunctuur.
Hub woonde ook nog twee jaar in Maastricht, waar hij een praktijk had als acupuncturist.
In 1976 kwam een einde aan zijn werkzaam leven als arts, waarna hij zich definitief vestigde in Andorra.
In het laatste deel 3 laat ik zien hoe Hub toen zijn tijd ging invullen met schrijven, schilderen en beeldhouwen. Hub was tot rust gekomen en nu kwam zijn creatieve geest boven.
P. Swillens
mooi verhaal Pierre! Hoeveel levens heeft die Hub wel niet meegemaakt! zie het vervolg graag tegemoet. gr ted