Dialect (9)

27 jun

De sjink is mich in ut water gevalle

De Maas is oet

Paaszaterdag

Wij verhuisden dus naar de Beekstraat in Obbeeg (Obbicht). Dit was een mooi huis, pas gebouwd met veel tuin (moestuin in dit geval). Tegen de zuidgevel groeide zelfs een abrikozenboompje. Daar kwam helaas één abikoos aan, maar niemand anders had een abrikozenboompje.
De omgeving van het huis was zo groot, dat je als kind er de hele dag kon spelen. Bovendien was er een schuurtje met veel oud materiaal. Als er andere kinderen waren, kon je er allerlei gefantaseerde spelletjes doen, zoals doktertje spelen.

De tuin werd op Paaszaterdag gebruikt op er paaseieren te verstoppen. Die mochten mijn zus en ik dan zoeken. Je kreeg wel eerst een raar verhaal te horen, dat de kerkklokken terug waren, omdat de tijd van de Vasten voorbij was. De kerkklokken hadden paaseieren meegebracht en deze gemakshalve in de tuin verstopt. We wisten dat er paaseieren te vinden waren, dus elk verhaal was voor ons goed.

Wij kregen allebei een grote mand. Dat was bedrieglijk, want er waren zoveel eieren te verwachten, dat deze onmogelijk voor ons beiden zouden zijn. Je raapte dus ook voor anderen. Bovendien moest ik mijn geraapte eieren, delen met mijn zusje. Die was jonger en trager in het zoeken. Daarbij zocht ze op plaatsen, waar geen eieren konden liggen. Ik zag in mijn ooghoeken, dat mijn ouders mijn zusje met enig geweld in de richting van een verborgen paasei duwden, anders had ze er nog geen. Later merkte ik, dat ze achter me aanliep om de eieren op te rapen, die ik in mijn haast liet vallen. Goedkoop rapen dus.
De eieren werden door iedereen opgegeten, ook door visite.

Water in de kelder 

Het huis had een makke. Als de Maas weer eens ‘oet’ was, dan steeg het grondwater. De kelder was niet waterdicht. Het gevolg was, dat er wel een meter grondwater in de kelder kwam.  In het begin hadden mijn ouders daar geen rekening mee gehouden. Het hoorde tot de verborgen gebreken, daar de huisbaas die dat wel moest weten, want hij had er gewoond, wijselijk zijn mond had gehouden. Anders had hij misschien iets van de huurprijs af moeten doen.

Alles wat los zat, ging drijven, zelfs de houten keldertrap kwam omhoog. Ik ging er wel eens op staan en dan zakte de trap. Meestal meed ik de kelder, want scheepjesvaren was er niet bij. Het water bleef een hele poos staan en zakte en steeg analoog aan het grondwaterpeil.

De sjink

Toch bleef de kelder mij bij. Op het droge trapportaaltje hing een rek en dat gebruikte mijn ouders als proviandrek. Zo lag er ook het brood. In die tijd at men vier keer per dag, waarvan drie broodmaaltijden. Ik moest dus vaak het brood uit de kelder halen en terugbrengen. Nu deed zich vaak het feit voor, dat het brood uit mijn handen glipte en in het water verdween. Als ik het brood moest halen, dan moest ik dat natuurlijk melden. Dan kreeg ik op mijn donder en werd subiet naar de bakker gestuurd. Die was gelukkig 24 uur geopend.
Als ik het brood moest wegbrengen en het viel in het water, dan meldde ik niets. Ik kon dan de volgende keer zeggen, dat er geen brood meer was. Soms trapte mijn moeder erin. Naar de bakker moest ik toch.

Naast het brood dat er lag, hing er ook een gedroogde halve varkenskop. Als er geen beleg was, hetgeen vaak voorkwam, werden er enkele repen wangspek van af gesneden. Veel zat er niet aan zo’n kop. Bovendien was het een halve, waar de andere helft gebleven was, weet ik niet.

Nu deed zich het feit voor, dat ik bij het halen of wegbrengen van die varkenskop, deze uit mijn handen liet glippen. De kop belandde naast het brood in het water.
Ik moest dit wel melden aan mijn moeder, dus ik zei beteuterd: “Mam, de sjink is mich in ut water gevalle”. Wel een wat weidse naam voor een varkenskop. Maar ja, wist ik toen hoe dat ding heette.

Gelukkig was er algehele hilariteit om het woord ‘sjink’. De gebruikelijk reprimande bleef dus uit. Bovendien had de varkenskop nauwelijks waarde. Als meevaller hoefde ik niet direct naar de slager voor een nieuwe.

Gerechtsprocedure

Ofschoon ik niet bij de besluitvorming werd betrokken, kreeg ik in de gaten dat mijn ouders met de huisbaas in conflict waren gekomen. Dit liep zo h0og op, dat het zelfs gerechtelijk werd uitgevochten.
De huisbaas kreeg wettelijk schadevergoeding voor de wateroverlast. Mogelijk was deze schadevergoeding bedoeld om in de droge periode de kelder waterdicht te maken. De huisbaas deed echter niets. Mijn ouders meenden er eerder recht op te hebben. Zij hadden immers de overlast van het water in de kelder, waardoor deze maanden niet gebruikt kon worden. Bovendien realiseer ik mij nu, dat ik er meer last van had gehad dan de huisbaas. Ik was dus belanghebbende.

Wat de rechter beslist heeft, weet ik niet. Ik vermoed dat mijn ouders aan het kortste eind hebben getrokken. Met de huisbaas kwam het niet meer goed.

Pierre Swillens

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: