Een echte doortrapper
Niet altijd verliepen Sinterklaas-optredens zo desastreus. De beste momenten waren altijd als er geen Sinterklaas in de buurt was. Op Sinterklaasdag (6 december) bijvoorbeeld. Wij hadden geen ‘pakjesavond’ (5 december). Dan kon je Sinterklaas of die Zwarte Piet nog verwachten. Neen, wij hadden Sinterklaasdag, dan had Sinterklaas ‘gereje’ en had snoep en cadeaus achtergelaten en een enkele wortel meegenomen.
De fiets
Ik herinner me een bijzondere Sinterklaasdag. Ik was toen 5 jaar, neem ik aan. Op 6 december werden mijn zus en ik ’s morgens uit bed gehaald, want Sinterklaas had inderdaad ‘gereje’. We hadden geen paard gehoord, maar we geloofden het wel. De wortel was immers weg.
Toen we in de woonkamer annex keuken kwamen, zag ik het cadeau al. Het was nog donker in de kamer, maar ik zag een rood reflecterend achterlichtje. Tegen de tafelpoot stond een fietsje. Het fietsje kwam niet boven het tafelblad uit, maar het was toch maar een fiets.
Samenstelling van de fiets
Het fietsje bestond uit een frame, een stuur, een zadel, twee wielen en twee trappers. Net voldoende om te fietsen dus. Geen verlichting, fiets was immers voor overdag. Geen kettingkast, voor een berijder in korte broek geen bezwaar. Geen jasbeschermers, een mooi-weer fiets dus. Geen bagagedrager, duopassagiers niet toegestaan, maar ook geen remmen. Het was een doortrapper. Als de wielen rondgingen, gingen ook de pedalen rond. Ik weet niet meer, hoe we met het ding stopten. Ik veronderstel dat dit enige behendigheid vereiste. Die was in het begin uiteraard niet voorhanden.
Rijles
Ik kon natuurlijk niet wachten om het fietsje te proberen. Maar dan moest mijn vader mij behulpzaam zijn. Hij begon met de fiets vast te houden, een soort evenwichtsoefening dus. Daarna werd je voorzichtig in een voorwaartse richting gestuurd. En toen kwam probleem 1. Het was een doortrapper en ik raakte voortdurend de trappers kwijt. Terugvinden van de trappers was dan moeilijk. Mijn vader was inventief. Dan binden we zijn voeten vast op de pedalen. Inmaakringen bleken hiertoe een goed middel te zijn. Zolang mijn vader de fiets vasthield, was dat geen probleem.
Op eigen kracht
Na enkele dagen oefenen, kreeg ik al toestemming op eigen kracht te rijden. Vastgebonden dat wel. Mijn vader liep zich zijn poten onder zijn gat vandaan.Een beetje oneerbiedig gezegd, want mijn vader had geen ‘poten’, maar benen en hij had ook geen ‘gat’, maar ‘é look’. Vandaar het gezegde: “doe höbs é look in de bóks”.
Gevaar dreigt
Ik legde steeds grotere afstanden af en mijn vader hield mij niet meer bij. Die dacht: ‘God zegen de greep’ en die kwam al heel snel.God heb ik niet gezien, maar de greep wel. Ik was driftig aan het fietsen en toen zag ik in de verte een autobus naderen. Ik had nog geen tegenligger gehad. Ik raakte dus in paniek. Ik zat nog steeds vastgebonden op de trappers. Mijn eerste gedachte was: ‘Hoe kom ik stil’. Stoppen en omvallen voor de autobus leek mij geen goede gedachte. Plaats voor een autobus en mijn fietsje zag ik ook niet. De redding diende zich aan, vandaar die greep. Toentertijd was het elektriciteitsnet nog boven de grond en op vaste afstanden stonden houten palen langs de weg. Ik besloot zo’n paal als rem te gebruiken door hem met beide armen te omarmen. De fiets was nog aan mij bevestigd, dus dat was geen probleem. De autobus passeerde mij met gemak. Er zal iemand geweest zijn, die mij uit mijn benarde positie heeft gered.
Bochtenwerk
Gelukkig bleef ik niet vastgebonden. Keren in de straat was echter nog moeilijk en menigmaal belandde ik in een heg. Je hoorde aan de andere kant de kippen kakelend wegstuiven, die werden gestoord in hun siësta.
Nog een voorval wil ik jullie niet onthouden. Allengs verlengde ik mijn werkterrein tot verkenningen in het dorp, Obbeeg (Obbicht) dus. Men had mij op het hart gedrukt zoveel mogelijk rechts te rijden. Ik wist echter niet of dit ook gold voor bochten. Voor mij pleit, dat het uitzicht in de bocht, die zich aankondigde, door begroeiing belemmerd was. Tegen mij pleit, dat ik besloot om hem uiterst links te nemen. Dat kwam mij duur te staan. Tegenliggers was ik nauwelijks gewend, maar nu diende zich er een aan, die besloten had om de bocht uiterst rechts te nemen. Een botsing was onvermijdelijk. Ik was sneller bij de grond, dan de mijnheer die mij tegemoet kwam.
Aan de verkaerde kendj fitse
Gelukkig was het een heer van stand. Hij had mij voor hetzelfde geld een vriendschappelijke ‘aai’ over mijn kop kunnen geven. Hij zei een beetje flegmatiek: ‘Jung, doe fits aan de verkaerde kéndj’. Hebt u het nog: ‘Aan de kéndj van het léndj ……’. Wij waren dus in Obbeeg.
Overigens vond ik zijn opmerking tamelijk overbodig. Tot die conclusie was ik ook al gekomen. Bovendien had ik nu pas geleerd, dat rechts houden ook gold voor bochten. Gelukkig mankeerde er niets aan de fietsen, aan die van mij kon niet veel kapot. Er waren ook geen verwondingen, dus er viel niets te claimen. Voorzichtig werd ik wel, ik ging rekening houden met tegenliggers en soms ook met dwarsliggers.
Moraal:
houdt altijd rechts, ook als de bocht naar links is.
Pierre Swillens
Iedere keer recht op het onheil af.Ongelooflijk dat je zo oud hebt kunnen worden. Hulde aan de Engelbewaarder.