Schutterij Het Heilig Kruis Grevenbicht
Sjötterie sjtank sjtief … Es ich zègk paaf, trek der aaf
Schutterij Het Heilig Kruis in Beeg (Grevenbicht) is een oude vereniging. Hun oudste zilver dateert van 1673. De vereniging heeft veel ups en downs gekend, veel of weinig leden, wel of geen uniform.
Aan de hand van een oude foto heb ik ontdekt hoe het er in 1926 aan toe ging. Nota bene in het jaar dat ik geboren ben. Als je de foto goed bekijkt, dan zie je, dat elke ‘sjöt’ is geüniformeerd met een pet en een sjerp.Er zijn wel linksdragende en rechtsdragende sjerpen. Dat was mogelijk afhankelijk van in welke rij dat ze liepen. Velen dragen een snor, hoewel dat niet tot het uniform is te rekenen.
De man met de martiaalste snor, helemaal links, is mijn opa van moederszijde. Hij was de trommelslager en had een belangrijke functie. Hij liep mee voorop, achter het vaandel en de tambour-maître. Hij gaf het tempo aan, waardoor de ‘sjötten’ in de pas liepen. Zonder trommel was het kennelijk een zooitje. Ook was er een commandant met getrokken sabel.
Sjötterie sjtank sjtief … Es ich zègk paaf, trek der aaf
Iemand die iets van militaire exercitie af weet, herkent hier de commando’s. Sjtank sjtief is een equivalent van Geef acht. Paaf is een ander woord voor Vuur en trek der aaf is het vuren zelf. Met ´aaftrekken´ kan men zich ook een andere bezigheid voorstellen, maar dat hoorde niet tot de exercitie van de ´sjòtten´.
In de schutterswereld hoorde men het Sjòtterie sjtank sjtief niet zo graag. Men dreef er een beetje de spot mee. Het dagblad De Limburger wijdde er aandacht aan in een extra editie bij gelegenheid van het Oud Limburg Schuttersfeest op 1 juli 1984 te Maasmechelen. ´Sjtank sjtief´ moest vervangen worden door ´Gaef ach´.
Dat niet alle schutters er zo over denken, blijkt wel uit het feit, dat er een schuttersvereniging bestaat met ´stank stief´ in de officiële naam.
Mijn opa Harie
Terug naar mijn opa. In de tekst van de foto wordt hij apart genoemd als Harrie in het Panhuis, bijgenaamd Harie van Lachliebeke. Dat Lachliebeke is nieuw voor mij. Ik heb mijn moeder wel eens horen praten over haar grootmoeder Liebeke, maar nooit over Lachliebeke. En dan te bedenken, dat zij mijn overgrootmoeder was. Kennelijk was het van nature een opgeruimd mens.
Mijn opa Harie heb ik nauwelijks gekend. Ik herinner mij vaag, dat het een zachtaardige man was met een vervaarlijke snor. Ik denk dat ik een jaar of vier was, toen wij (mijn zus en ik) bij Opa en Oma Sinterklaascadeautjes mochten halen. Opa hield hierbij toezicht voor de eerlijke verdeling. Hij was niet voor niets ‘sjöt’.
Het meeste staat mij voor de geest, dat zij geen elektrisch licht hadden. Er was wel elektrisch licht in het dorp, maar de maatschappij die het net had aangelegd, vertikte het om een aftakking te maken naar het huis van mijn Opa en Oma. Hun huis lag tegen de dijk, waar ik het al eerder over heb gehad. Het lag dus uit de ‘sjlaag’. Aanleggen kon wel, maar dan moesten ze het zelf betalen. Maar daar voelden Opa en Oma niets voor. Dus bleef het bij de petroleumlamp. Het gevolg was natuurlijk dat het huis de hele dag naar petroleum rook.
Uniformen anno nu
Wie de foto van de uniformen van nu vergelijkt met die van 1926, ziet wel een groot verschil. Het uniform van nu is gebaseerd op het uitgaanstenue van de Veldartillerie van het hertogdom Parma in het jaar 1859. Vlak voordat het hertogdom opging in het koninkrijk Italië. Het is maar, dat u het weet. Het lijkt meer op uniformen uit een operette.
Dan is het uniform uit 1926 (pet en sjerp) authentieker. En authentiek is nu in. Zie de column van Gerard Kessels in De Limburger van 22 mei 2012.
Opa Harie was dus een authentieke ‘sjöt’. Ik hoor hem zo zeggen: “Sjöt noch ins in”.
Zo komen we nog eens iets te weten over onze voorvaderen.
en over je over-overgrootmoeder
Ik verneem nu in een paar maanden tijd meer over jou en onze voorgeschiedenis dan in alle jaren die we al samen doorbrengen. Daar geniet ik van, dus ik hoop dat je in een flow bent terecht gekomen en wij nog heel veel anekdotes, voorvaderhistorie (ben de officiele term even kwijt) en dialectlesjes krijgen. Jouw persoonlijke verhalen vind ik veruit het leukst (de vorige “dialectles” over de engelbewaarders, het sjtulpen en het kruis was ook hilarisch). Ik kan mij herinneren de naam Liebeke ooit te hebben gehoord (en Pitje van Traut van de Mam natuurlijk, maar daar zullen we vast nog iets over lezen want “we want more”.