Dialect (2)

21 mei

Aan een groot gevaar ontsnapt!

Ieder mens heeft een engelbewaarder

beeg

Bij Beeg (Grevenbicht) heeft de Maas grote uiterwaarden, zowel aan de Nederlandse als aan de Belgische kant. De uiterwaarden zijn begrensd met dijken. Logisch dat de bebouwing buiten deze dijken ligt, weliswaar vaak er tegen aan.

’s Winters waren die dijken hard nodig, want het water van de Maas kwam tegen de dijk te staan. De Maas was ‘oet’, zei men dan. Een grote watervlakte, uitstrekkend tot in België. Misschien wel een kilometer breed. Tijdens de watersnoodramp in december 1925 brak ter hoogte van Beeg de dijk door en Beeg kwam onder water te staan. Ik was nog net niet geboren, dus ik kan er weinig over vertellen.

De Maas is ‘oet’

’s Zomers konden we in die uiterwaarden heerlijk spelen, vooral als er meisjes bij waren. Meisjes hadden nog iets onbekends, van jongetjes wist je het zowel. ‘Achter den diek’ werd die plaats genoemd. Ik kan me een jaarlijkse gebeurtenis nog levendig voor de geest halen. Had overigens niets met meisjes te maken, maar met vissen. In het laagste gedeelte van de uiterwaarden, ter hoogte van Beeg, was een langgerekte sloot. ’s Winters, wanneer het water nog niet buiten haar oevers was, dan kon men hier schaatsen. Maar ’s zomers gebeurde er iets anders. De sloot bevatte het restant water, dat overbleef als de Maas, nadat ze ‘oet’ was geweest, weer binnen de oevers was teruggekeerd. Niet alleen het restant water bleef over, maar ook de vissen, die de bus hadden gemist. En daar waren kanjers bij.

Sjtölpen

Sjaak woonde vlak bij de dijk. Hij was dus opgegroeid met die sloot en met het wassende en terugtrekkende water. Hij hield het peil van de sloot elke dag in de gaten. Stilstaand water verdampt. Als het water een mandhoogte had, dan kwam hij in aktie. Een mandhoogte wil zeggen: als je een mand omgekeerd in de sloot zet, dan moet de bodem er net boven uitsteken. En nu komt de mop, er zat geen bodem in de mand. Op die manier kon je de overgebleven vis uit de sloot halen.
Alleen lukte je dat niet, dus Sjaak trommelde iedereen op, die ook zo’n mand had. Het voordeel van meerdere mensen was bovendien, dat zoveel modder uit de sloot werd opgeworpen  dat de vissen geen lucht meer kregen. Je zag ze gewoon aan de bovenkant zwemmen om naar lucht te happen.
Sjaak was een kanjer in dat soort vissen, met de handen wroeten in de mand dus. Zat er een vis in, dan was hij het haasje. Wel een beetje moeilijk voor te stellen bij vissen. Hij was dus het visje.
Volgens mij heette die jaarlijkse activiteit ‘sjtölpen’. Of ik het goed schrijf in dialect, weet ik niet. Misschien moet het wel ‘sjtulpen’ zijn. Waar het woord vandaan komt, weet ik ook niet. Misschien zit het woord stolp erin, maar dan zonder kaas.

Ik was niet zo’n ‘sjtölper’. Ik had geen mand en woonde te ver van ‘den Diek’ en de sloot om er affiniteit mee te hebben. Ik herinner me, dat ik het wel eens probeerde, als een visser even uitrustte en zijn mand beschikbaar was. Ik was altijd bang iets anders dan een vis in die mand te vinden. Een drol misschien, of een dier dat in je vingers beet. Ik meen dat ik eens een vis in de mand had, maar dat een ander deze uit de mand moest halen. Wel heb ik eens gezien, dat iemand een aal uit zijn mand haalde, misschien wel 50 cm. lang. Kan ook 60 cm. geweest zijn, want hij had veel kronkels De aal verzette zich hevig, maar hij legde uiteindelijk toch het loodje.

Welk gevaar was er dan?

Jullie zullen zeggen, waar zat dan dat groot gevaar in. Komt nog. Eerder heb ik gezegd, dat ‘Achter den diek’ een heerlijk speelterrein was, zowel ’s zomers als ’s winters. Het was nu eens winter en ik denk dat ik de leeftijd van 11 jaar had. Vanaf mijn tiende woonde ik weer in Beeg. Er was sneeuw gevallen en de dijk werd benut om er vanaf te sleeën. Ver kwam je er niet mee.
Nu was de geologische situatie als volgt. Je had het talud van de dijk, een kort plateau, een nieuw talud en een groter plateau. Mogelijk had men er vroeger iets afgegraven, leem bijvoorbeeld.  Het laatste plateau eindigde in een bergje, waarop een prikkeldraadomheining. Misschien dat vroeger het vee erachter graasde. De laagste prikkeldraad, voor het verhaal het belangrijkste, was gespannen op een hoogte van pakweg 35 cm. De afstand van de dijk tot de prikkeldraadomheining  was 30 m.

Sjang en de golfplaat

Sjang woonde ook in de buurt van de dijk. Het was een inventieve jongen. Sleetjes was maar niks, na 10 m. stond je al stil. Sjang had een ander idee. Hij kwam met een golfplaat van 2½ m. De beide zijden van een kant had hij omhoog gebogen, een gat aan beide kanten gemaakt en daarin een groot touw aangebracht. Door de kanten op te tillen, was er minder weerstand en Sjang verwachtte er ver mee te komen.
Alleen op zo’n golfplaat was maar niks, dus we namen er met vier jongens plaats op. Sjang achteraan met het touw in zijn handen als een koetsier.

Het gelijk aan zijn kant

Sjang kreeg gelijk.  De golfplaat was een uitstekende slee. Door de helling van de dijk kregen we vaart en Sjang hielp toen misschien nog mee met het touw.We kregen echter in de gaten, dat het te hard ging. Het ding stopte gewoon niet en we gingen in grote vaart op het prikkeldraad af.
Ik had de mazzel, dat ik voorop zat, dus ik zou de eerste klap opvangen. Instinctief dacht ik, het enige wat je kunt doen, is achteroverliggen, want zittend zo’n prikkeldraad in, leek mij maar niets. Of de anderen er ook zo over dachten, weet ik niet. Ik kreeg het gevoel, dat iedereen mijn voorbeeld volgde. Het gevolg was, dat we met onze hoofden in ieders kruis lagen. Behalve Sjang natuurlijk, want die had geen kruis achter zich.
Dat werd onze redding. Door het gewicht van de jongens nam de golfplaat soepel het bergje en ik zag de prikkeldraad op enkele centimeters van mijn hoofd verwijderd voorbij scheren. Ik neem aan dat die andere jongens het prikkeldraad ook gezien hebben, tenzij ze hun ogen gesloten hielden.
De golfplaat kwam in de nog droge sloot tot stilstand en opgelucht stapten we op. Sjang heeft de golfplaat niet meer gebruikt.

Hoe zo, engelbewaarders

Een ding is zeker. Wij waren niet de enige op de golfplaat. Er zaten ook nog vier engelbewaarders  op, weliswaar zonder gewicht, maar wel aanwezig. Sjang was protestant, maar die had een protestantse engelbewaarder. Waarom drie wel en hij niet.
Overigens kunnen we blij zijn, dat die engelbewaarders er ook op zaten. Die hadden ook geen trek om in die prikkeldraad te vliegen. Vandaar dat advies om in ieders kruis te gaan liggen. Een belangrijk kruis dus. Tot op heden weet ik niet wiens kruis het was, maar ik ben hem er wel dankbaar voor, dat hij een kruis had.

Eén reactie naar “Dialect (2)”

  1. Patrick 22 mei 2012 bij 14:40 #

    Mooi verhaal en levendig voor te stellen hoe het er “achter d’n diek” aan toe ging.
    Voor Sjang en het golfplaatavontuur geldt het spreekwoord: iemand het kruis achterna geven, wel heel letterlijk.

    Volgens de “schatkamer” van de Nederlandse taal is het werkwoord “stulpen” (Samenst. Stulpkooi, kuikenhok (WEIL.)
    stulpkorf, zeker vischtuig: zie de derde aanhaling boven (”Als vischtuigen mogen niet gebruikt worden de kuil of het schepnet …, de stulpkorf of mand …, noch de aalszak en de molenzak bij watermolens, tijdens de sluizen getrokken worden”, Bijv. Stbl. 1852, blz. 562, N.-Brab.; ”Als geoorloofde vischtuigen (worden) aangemerkt: het werpnet, de stulpkorven, de reepen” enz., 1853, blz. 428, Limburg)
    stulpluik, hetzelfde als stolpluik: zie Dl. VIII, 3234 (”Stulpluik, dit woord werd te saamen gesteld van stulp, en luik: stulp komt van stulpen, en beteekend ooverdekken …: en derhalven is een stulpluik soodaanig een luik, dat oover een gat, als een stolp, gestolpt werd”, V. WINSCHOOTEN, Seeman 303 [1681]; zie ook AUBIN, Dict. de Mar. 248 [1702])
    stulpvorm, vanwaar stulpvormig; enz.)

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: