Graag wil ik vooropstellen, dat dit verhaal geen enkele relatie heeft met een bestaand of overleden persoon of een bestaande of ter ziele gegane voetbalclub, dan wel met enige werkelijkheid. Het verhaal is volkomen gefantaseerd en slaat bovendien nergens op.
Het verhaal is dus, behoudens één fragment, niet autobiografisch. Weliswaar heb ik een voetbalcarrière als doelman achter de rug, maar bij mijn weten nooit als reserve-doelman. Bij mijn club bestond geen reserve-doelman. Er was een eerste doelman en die moest maar blijven staan. Als je tot reserve-doelman was ‘gepromoveerd’, dan bleef je gewoon thuis.
Ik kan mij herinneren, dat het een keer mis ging. Ik was eerste doelman bij een uitwedstrijd. Al vroeg in de wedstrijd kwam ik met mijn gezicht in onzachte aanraking met de knie van een tegenstander. Ik was een tijdje groggy en toen ik weer bijkwam, merkte ik dat ik twee voortanden miste, waar ik een lichte hersenschudding voor had teruggekregen. Maar ja, dat kun je nauwelijks compensatie noemen. Men besloot mij toch maar naar een ziekenhuis te vervoeren en men belde hiertoe een ambulance. Mijn voetbalplunje had ik nog aan, inmiddels een beetje bebloed. Men had mij wel ontdaan van mijn voetbalschoenen. In een ziekhuisbed heb je daar niet veel aan. De ambulancebroeders waren zeer geroutineerd. Ik herinner me, dat ik met mijn voeten buiten de ambulance stak. Maar dat werd door de broeders deskundig opgelost door hard de deuren dicht te slaan.
Waarom vertel ik dit verhaal. Om de wedstrijd toch door te laten gaan, werd er een reserve-doelman uit het publiek geplukt. Die was kennelijk toch meegegaan. Behoudens dat ik door de retrograde periode niets meer herinner van de botsing, heb ik ook niet meegekregen hoe die reserve-doelman aan voetbalspullen kwam. Had hij die bij zich onder het motto: De een zijn dood, is de ander zijn brood, of werden de spullen ter plaatse uit onduidelijke bronnen gerekwireerd. Het raadsel is voor mij nooit opgelost. Later werd ik toch weer eerste doelman, misschien minder fanatiek.
Pierre (ook toevallig) was ook zo’n reserve-doelman. Hij was bij een vereniging, die wel een reserve-doelman kende. En Pierre deed dat met verve. Nooit een onvertogen woord, altijd beschikbaar. Nu is reserve-doelman een ondankbaar beroep. Je wordt geacht 90 minuten op een wisselbank te zitten en ter beschikking te zijn:
1) als de eerste doelman het voor gezien houdt;
2) als de trainer aan de eerste doelman een sein geeft, dat hij het veld moet ruimen.
Terwijl deze daarmee bezig is, kan de reserve-doelman zijn plaats innemen. Jammer genoeg hadden deze situaties zich tijdens de carrière van Pierre niet voorgedaan. Pierre hoefde zich na een wedstrijd nooit te douchen.
Jullie zullen zeggen, waarom hield Pierre dat vol. Ook nog toen andere reserve-doelmannen tot eerste doelmannen werden gepromoveerd. Pierre mocht wel meedoen bij trainingspartijtjes. Er is tenslotte maar één eerste doelman en voor partijtjes heb je er twee nodig. Als tijdens zo´n trainingspartijtje de bal in Pierres buurt kwam, dan wist hij wel eens een te keren. Maar meestal werd hij door zijn medespelers erop geattendeerd de bal uit het net te halen. Pierre hervatte dan het spel met een ferme uittrap. Ergens in de catacomben werd de stand bijgehouden.
Pierre had best wel ambities. Hij had ook idolen in door hem geadoreerde keepers. In het radio-tijdperk luisterde hij met rode oortjes naar radioverslagen van de strijd om de Engelse FA-Cup. Hij wist dan dat George Swindin, de door hem bewonderde sluitpost van Arsenal meedeed. In het TV-tijdperk schakelde hij over op Lew Jaschin, de lange Russische keeper, die ook mee voetbalde en ´s winters voor ijshockeydoelman speelde. Maar toen hij eenmaal eens een wedstrijd had gezien met Frank de Munck, toen was hij verkocht. Hij stelde zich voor net zo goed te worden als De Zwarte Panter. Hij had weliswaar geen zwart haar, maar dat kon hij altijd nog verven.
Het bleef echter bij dagdromen. Pierre bleef reserve-doelman en legde zich hierbij neer.
Maar aan alles komt ergens een einde. Nadat Pierre zijn 30-jarig jubileum als reserve-doelman had gevierd, wilde hij ermee ophouden en vroeg hij aan zijn trainer of hij een afscheidswedstrijd mocht spelen. Dat verzoek werd welwillend ingewilligd. Waar vind je nog zo’n reserve-doelman.
Bij de eerstvolgende thuiswedstrijd mocht Pierre de laatste vijf minuten meedoen. De wedstrijd was toch al gelopen, de stand was 0-8. Pierre kreeg de laatste vijf minuten er nog twee om zijn oren. Maar dat deerde hem niet. Hij was vijf minuten eerste doelman geweest. Had weliswaar tweemaal moeten vissen, maar hij had in ieder geval gevist vóór het net, en niet achter het net. Pierre had overigens niet gezien waar de ballen vandaan waren gekomen. Uit de reacties van de tegenstanders begreep hij, dat de ballen zich achter hem bevonden. Ook maakte Pierre mee, dat tweemaal na de doelpunten werd afgetrapt. Zelf uittrappen was er niet meer bij. Ondanks alles sjokte Pierre voldaan naar de kleedkamer. Zelfs nam hij zich voor om zich voor de eerste keer te douchen, dat had hij nu wel verdiend.
Terug in kantine werd Pierre voor zijn afscheidswedstrijd gehuldigd. Hij kreeg een gratis consumptie en een bronzen beeldje uit de sportprijzenwinkel aangeboden. Het beeldje stelde een doelpaal voor met een bal. Elke morgen blijft Pierre even voor dat beeldje staan, hij staat dan even voor paal.
Pierre Swillens
p.s. Er is geen foto van de doelpaal, wel van de sportprijzenwinkel. De verkoper zei desgevraagd, dat hij zich dat beeldje van de doelpaal nog goed herinnerde.
Jaja, die laatste zin is een knaller! Echt iets voor jou om dat zo te schrijven. Eigenlijk was “Pierre” een lulletje rozenwater, maar hij had er toch mooi 30 jaren reservedoelmandienstjaren op zitten, zonder zijn deodorant te hoeven gebruiken. Ga zo door, het smaakt naar meer.
Prachtig verhaal, vooral voor de “insiders”, die weten dat het semi autobiografisch en semi fictie is. Enige bewijs is het litteken op de kin:-)